Ter volvoering van een bouwproces dienen drie kernfuncties te worden vervuld: het nemen en onderhouden van het initiatief om een bouwwerk tot stand te brengen, het maken van een ontwerp voor de bouw en het uitvoeren daarvan. Een bijzonderheid van het bouwproces is dat de daarbij te verrichten technische functies - ontwerpen en uitvoeren - veelal worden overgedragen aan personen of organisaties die zich beroeps- of bedrijfsmatig met de vervulling daarvan belasten. Met betrekking tot beide procesfuncties zijn voorts vele en gevarieerde specialismen ontstaan die voorwerp zijn geworden van zelfstandige beroeps- en bedrijfsuitoefening. Aan de volvoering van een bouwproces pleegt dan ook te worden deelgenomen door een zeer geschakeerd gezelschap van ontwerpers en uitvoerders.
Tussen al deze bouwparticipanten kunnen zich velerlei vormen van samenwerking voordoen, zowel op gelijke als op ongelijke voet. Deze samenwerkingsvormen zijn vaak ge�nt op de 'klassieke' driehoeksverhouding opdrachtgever-architect-aannemer. Binnen elk van de daarbij te onderscheiden procesfuncties ontwerpen en uitvoeren hebben zich geleidelijk, als uitvloeisel van de inschakeling van specialisten, tal van horizontale en verticale samenwerkingsrelaties ontwikkeld. In de jaren vijftig heeft zich echter een contractmodel ontwikkeld dat erop is gericht de strikte scheiding tussen ontwerp en uitvoering die met het driehoekmodel is gegeven, te doorbreken. Dit model staat bekend als het bouwteam. Deze vorm strekt ertoe de procesfuncties ontwerpen en uitvoeren te vervullen in een geco�rdineerd verband.
Een nog verdergaande ontwikkeling is het ontstaan van contractvormen die gericht zijn op integratie van de procesfuncties ontwerpen en uitvoeren. Voorbeelden hiervan zijn turnkey- en design & construct-contracten. In reincultuur gaat het hier slechts om bilaterale relaties. In de praktijk hebben zich echter steeds nadrukkelijker vormen ontwikkeld, waarbij door de inschakeling van hulppersonen aan weerskanten, multilaterale samenwerkingsverbanden ontstaan.
Doel van dit project is allereerst de relatiepatronen bloot te leggen die bij de volvoering van de genoemde bouwprocesfuncties kunnen ontstaan. Daarbij kan worden voortgebouwd op de studie waarop de onderzoeker eerder is gepromoveerd (M.A.M.C. van den Berg, Samenwerkingsvormen in de bouw, diss. Tilburg 1990). Vervolgens wordt per onderscheiden relatiepatroon onderzocht welke aansprakelijkheden voor de daarbij betrokkenen kunnen voortvloeien uit de onderlinge verstrengeling van taken, belangen en verantwoordelijkheden. Deze aansprakelijkheden kunnen zowel van contractuele als van delictuele aard zijn. Men denke voor wat betreft het eerste aspect aan de verhouding tussen opdrachtgever en opdrachtnemer of tussen opdrachtnemer en onderopdrachtnemer, en voor wat betreft het tweede aan de verhouding tussen opdrachtgever en onderopdrachtnemer of tussen opdrachtnemers onderling. Het onderzoek zal aanleiding geven tot het in een praktische en complexe context 'doorrekenen' van algemene leerstukken als de bouwer van verbintenissen, derdenwerking van contractsbedingen, relativiteit, causaliteit (in het bijzonder toerekening van 'eigen schuld'), hoofdelijkheid en regres. De verwachting is dat deze confrontatie tussen theorie en praktijk ook bevorderlijk zal zijn voor de verdere ontwikkeling van de genoemde leerstukken