Economie staat in het teken van het (over)leven. Hiervoor zijn vele (onderling overigens niet altijd coherente) aanwijzingen te geven, zoals:
- bij Aristoteles staat de categorie van het leven tegenover het 'goede leven'. Economie is bij hem vanwege deze verwijzing naar het leven een natuurlijke en familiale zaak. Moraal en politiek hebben vanwege hun verwijzing naar het 'goede leven' veel meer een conventionele en institutionele strekking.
- binnen het liberale paradigma, dat de strijd om het leven tot uitgangspunt neemt, ��k van de staat, wordt die strijd oorspronkelijk ook als een natuurtoestand gedacht.
- vaak wordt de ontwikkeling van de economische wetenschap in de 18de eeuw in verband gebracht met een natuurkundige (Newtoniaanse) benadering van de economische ruil.
In de 19de eeuw kwamen vitalisme en naturalisme in vele vormen sterk op. Men denke hier aan Darwin, Nietzsche en Bergson.
Binnen de economische wetenschappen vinden deze ontwikkelingen hun weerklank in theorie�n inzake de entrepreneur. Dit vitalisme en naturalisme lokte een scherpe reactie uit van vooral fenomenologische en hermeneutische huize. Bij hedendaagse denkers zoals Foucault, Deleuze of Derrida, keren vormen van vitalisme terug ondanks het feit dat zij sterke banden met de fenomenologie en de hermeneutiek hebben. De vraag wat de betekenis van dit 'nieuwe' vitalisme is, vormt het onderzoeksproject van dr. P. Marrati, met wie in dit project zal worden samengewerkt.
In dit project wordt in eerste instantie onderzocht in welke zin het vitalisme en het naturalisme bijdraagt tot filosofisch inzicht in de economie. Hieraan worden, vervolgens, conclusies verbonden inzake het familiale karakter van de economie en dus van een oorspronkelijke economische plaatsbepaling van de man, de vrouw en de broeder en inzake de verhouding tussen economie en politiek.
Bij deze twee onderzoekslijnen wordt mede het standpunt van het 'nieuwe' vitalisme dat in het Marrati-project gedefinieerd wordt, betrokken.