Het ligt voor de hand dat de eerste component van dit project bestaat uit een algemene verkenning � aan de hand van de beschikbare internationale literatuur � van de regelingen van het strafrechtelijk vooronderzoek in de lidstaten van de EU en van die in Frankrijk, Duitsland en Groot-Brittanni� in het bijzonder. Hierbij zal natuurlijk vooral acht worden geslagen op die onderdelen en aspecten van deze regelingen die inhoudelijk de meeste raakvlakken hebben met de onderwerpen die in de politi�le en justiti�le samenwerking binnen de EU centraal staan.
De tweede component vormt vanzelfsprekend een nauwgezette rechtsgeleerde vergelijking van de bedoelde regelingen in de lidstaten van de Benelux: Belgi�, Luxemburg en Nederland, vooral op die punten die er met het oog op de ontwikkeling van de politi�le en justiti�le samenwerking in de EU het meest toe doen; de (juridische) knelpunten die in deelproject 1 worden vastgesteld zullen in deze analyse een belangrijke plaats innemen.
De derde component sluit rechtstreeks aan op de vraag die in deelproject 1 is opgeworpen: In hoeverre is meer strafrechtelijke samenwerking en harmonisatie nodig? Hier gaat het echter om de beantwoording van de vraag die daarop volgt: Als er meer strafrechtelijke samenwerking en harmonisatie nodig is, hoe kan deze dan worden gerealiseerd? Hiertoe zal niet alleen worden gezocht naar de grootste gemene deler van de strafprocessuele voorschriften waar het in de Benelux-landen op de omstreden punten om gaat maar zal ook worden bezien in hoeverre het EVRM een rol kan en moet spelen bij een dergelijke harmonisatie. Het EVRM wordt hier overigens niet alleen bij betrokken omdat het EHRM op een aantal punten maatstaven heeft ontwikkeld voor de wijze waarop allerhande bevoegdheden en methoden in het strafrechtelijk vooronderzoek (niet) mogen worden toegepast, maar ook omdat op deze wijze de bevindingen die in dit project worden opgedaan omtrent de mogelijkheden en wenselijkheden van strafprocessuele harmonisatie in de Benelux tot op zekere hoogte meer en beter kunnen worden ingebracht in de discussie over zulke harmonisatie in de EU als geheel. Het onderzoek naar de rol van het EVRM zal overigens worden beperkt tot in het oog springende kwesties, zoals de daaruit voortvloeiende eisen voor vrijheidsbeneming, gebruik van geweld en de toepassing van bijzondere opsporingsbevoegdheden.