In toenemende mate oefenen aannemers naast hun traditionele uitvoeringstaak ook tal van andere functies in het bouwproces uit, met name op het terrein van het ontwerp en het meerjarig onderhoud van het te bouwen werk. Die integratie van bouwprocesfuncties biedt contractpartijen verschillende voordelen. In 1996 is reeds verkennend onderzoek naar de integratie van de ontwerp- en uitvoeringsfunctie verricht binnen het Centrum voor Aansprakelijkheidsrecht. Dit onderzoek mondde uit in het symposium 'De contractuele aansprakelijkheid van de ontwerpende bouwer' dat op 24 oktober 1996 te Tilburg werd georganiseerd. Voorts werd een bundel uitgegeven: 'De ontwerpende bouwer. Over turnkey- en design & build-contracten' (Van den Berg/Jansen 1998).
De onderzoeksresultaten werden in 1997 opgepakt door het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (C.R.O.W.), een paritair georganiseerde nationale instantie die zich onder andere bezig houdt met het formuleren van aanbevelingen voor normen, richtlijnen en voorschriften bestemd voor de grond-, water- en wegenbouw. De C.R.O.W. voltooide enige maanden later een verkennend onderzoek dat resulteerde in het rapport Blauwdruk RAW 2000. In dat rapport werd onder andere geconcludeerd dat er instrumenten ontwikkeld dienden te worden, die de toepassing van ge�ntegreerde contractvormen in de praktijk zouden vergemakkelijken. Het ontwikkelen van een drietal juridische instrumenten werd door de C.R.O.W. opgedragen aan het Centrum voor Aansprakelijkheidsrecht. De uitvoering van dat project startte op 1 januari 1998. De voltooiing vindt plaats in het voorjaar van 2000.
Het eerste te ontwikkelen instrument betreft een set van Nederlandse standaardvoorwaarden, te vergelijken met de traditionele Uniforme Administratieve Voorwaarden 1989, die partijen van toepassing zouden kunnen verklaren op een overeenkomst waarbij de aannemer zich verbindt tot ontwerp- en uitvoeringswerkzaamheden. De te ontwikkelen standaardvoorwaarden, de UAV-GC (Uniforme Administratieve Voorwaarden voor Ge�ntegreerde Contractvormen) zullen worden voorzien van een Toelichting die zich op de praktijk richt. De onderzoeksopdracht van de C.R.O.W. voorziet echter niet in het schrijven van een juridisch-inhoudelijk commentaar, waarin een meer fundamentele analyse van de UAV-GC plaatsvindt. Hoe verhouden de UAV-GC zich tot het traditionele bouwcontractenrecht en tot het algemene contractenrecht? Wat zijn de juridisch-dogmatische achtergronden van de gekozen oplossingen? Het zijn deze vragen die in het onderhavige project mede centraal staan.
Het tweede te ontwikkelen instrument betreft een set van Nederlandse aanbestedingsvoorwaarden voor ge�ntegreerde contractvormen, te vergelijken met het traditionele Uniforme Aanbestedingsreglement 1986 en het Uniforme Aanbestedingsreglement EG 1991. Een dergelijk reglement, een UAR-GC, zou een aanbesteder van toepassing kunnen verklaren op de aanbesteding van een UAV-GC-overeenkomst, waarbij de aannemer zich verbindt tot ontwerp- en uitvoeringswerkzaamheden. Ook de UAR-GC zullen worden voorzien van een Toelichting die zich op de praktijk richt. De onderzoeksopdracht van de C.R.O.W. voorziet echter niet in het schrijven van een juridisch-inhoudelijk commentaar, waarin een meer fundamentele analyse van de UAR-GC plaatsvindt. Hoe verhoudt het UAR-GC zich tot het traditionele nationale en Europese aanbestedingsrecht? Hoe vindt aansluiting plaats met het algemene leerstuk van de totstandkoming van overeenkomstenen? Wat zijn de juridisch-dogmatische achtergronden van de gekozen oplossingen? Het zijn deze vragen waarop het onderzoeksproject een antwoord probeert te vinden.
Het takenpakket van de traditionele aannemer omvat meer en meer verschillende vormen van dienstverlening. Naast de integratie van ontwerp- en uitvoeringsactiviteiten ziet men de laatste drie jaar dat opdrachtgevers ook het onderhoud van het gebouwde werk voor langere tijd willen uitbesteden, hetzij aan de aannemer die het werk heeft gerealiseerd, hetzij aan een derde. De vraag rijst of het bestaande juridische kader voldoet aan de eisen die daaraan gesteld kunnen worden, gegeven de integratie van bouw- en langdurige onderhoudscontracten. Ook op deze vraag beoogt het onderhavige project antwoorden te zoeken. Het in het kader van de C.R.O.W.-onderzoeksopdracht te ontwikkelen derde instrument sluit hierop aan: Nederlandse standaardbepalingen die door de opdrachtgever kunnen worden opgenomen in de eerdergenoemde UAV-GC, telkens wanneer deze de opdracht van de aannemer wenst uit te breiden met een langdurige onderhoudsopdracht.
De gedachte is om de resultaten van het onderzoek te presenteren tijdens een symposium, alsmede door middel van een monografie. De publicatie van ��n of meer artikelen voorafgaande aan het symposium en de monografie wordt voorgenomen.