De kunst lijkt zowel ingezet te kunnen worden ter bevestiging van een bepaalde collectieve identiteit als ter bevraging daarvan. Mogelijk houdt dit verband met de verschillende grondslagen waartoe de kunst veelal wordt herleid: de kunst als gestoeld op de techn�, die de waarheid toont, dan wel de kunst als gestoeld op het sublieme, dat elke band met het bestaande doorbreekt. Hierbij staat dus onder meer het al dan niet representatieve karakter van de kunst ter discussie. Hierbij laat zich tevens het onderscheid tussen de media �woord' en �beeld gelden'. Aan deze problematiek is een ethische dimensie verbonden. De ethische betekenis van de kunst is altijd toegeschreven aan een zekere transcendentie die door de kunst zou worden meegevoerd, maar de vraag is waar deze transcendentie op het niveau van het concrete kunstwerk precies in schuilt. Ten slotte is de vraag aan de orde of de diverse filosofische opvattingen omtrent de grondslagen en de ethische dimensie van de kunst licht werpen op het probleem van de maatschappelijke of politieke inbedding van de kunst.
De wetenschappelijke betekenis van dit onderzoek ligt in een conceptuele verheldering van diverse kwesties die in de internationale discussie rond het `postmodernisme' en het `differentie-denken' ter sprake worden gebracht. De maatschappelijke betekenis ligt in de gedachtevorming over een politiek die rekening houdt met `het einde van de grote verhalen'.