Abstract
Gehechtheid en mentaliseren bij anorexia nervosa en bulimia nervosa.
De voornaamste conclusie van dit onderzoek is dat voor duurzaam herstel van anorexia nervosa (AN) en bulimia nervosa (BN) naast verandering van eetgedrag een beter begrip van zichzelf en een grotere autonomie in relatie tot anderen belangrijk zijn.
AN en BN zijn aandoeningen die zich kenmerken door afwijkend eetgedrag en een onevenredig grote invloed van het gewicht op de zelfwaardering. Vrijwel altijd spelen er negatieve gevoelens over zichzelf en over het contact met anderen. Ook is er naast de eetstoornis vaak sprake van andere psychische problemen zoals depressiviteit, angst, persoonlijkheidsproblematiek, autisme of ADHD. Ondanks behandeling herstelt een aanzienlijk deel van de patiënten niet.
De vertaling van negatieve gevoelens in een obsessie met eten en gewicht, die zo kenmerkend is voor AN en BN, zou kunnen samenhangen met onveilige gehechtheid en een beperkt vermogen tot mentaliseren. Een onveilige gehechtheidsstijl kenmerkt zich door moeite om emotionele gebeurtenissen te hanteren. Goed mentaliseren houdt in dat je je een redelijk correcte voorstelling kunt maken van wat er in jezelf en anderen omgaat. Een beperkt mentaliserend vermogen zou mee kunnen spelen in de sociale moeilijkheden die patiënten met AN en BN ervaren en hun neiging zich op uiterlijk en gewicht te richten.
Bij patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis bleken onveilige gehechtheid en beperkt mentaliserend vermogen door psychotherapie te kunnen verbeteren.
Mijn onderzoek had als doel om meer zicht te krijgen op de rol van gehechtheid en mentaliseren in het beloop van AN en BN, en zo mogelijk bij te dragen aan verbetering van de behandeling. Daartoe werden 50 patiënten gevolgd die in psychotherapeutische behandeling gingen in een specialistisch behandelcentrum voor eetstoornissen, tot 1 jaar en 1,5 jaar later. Eerst werden ze vergeleken met gezonde controlepersonen. Vragen betroffen:
1. verschillen tussen patiënten en gezonde personen qua gehechtheid en mentaliseren, en de relatie van gehechtheid en mentaliseren met symptomen;
2. veranderingen qua gehechtheid en mentaliseren in 1 jaar van behandeling, en de samenhang van deze veranderingen met vermindering van symptomen.
Naast de eetstoornis werd ook gekeken naar bijkomende psychische problematiek.
Uitkomsten waren dat patiënten vaker een onveilige gehechtheidsstijl hadden en minder goed konden mentaliseren dan de gezonde controlepersonen, zonder dat dit verband hield met de ernst van hun eetstoornis. Wel was er verband met het voorkomen van zelfverwondend gedrag en van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Een jaar later deden 38 patiënten opnieuw mee aan het onderzoek. Eetstoornis, depressie, angst, persoonlijkheidsproblematiek en gehechtheid waren verbeterd; mentaliseren, autonomie en zelfverwonding niet. 28% was na 1 jaar geheel hersteld van de eetstoornis. Herstel – ook bij 1,5 jaar follow-up - hing samen met een groter mentaliserend vermogen. De herstelde patiënten waren in 1 jaar tijd in vergelijking tot hen die niet waren hersteld autonomer geworden: minder gevoelig voor anderen en beter in staat met nieuwe situaties om te gaan.
Conclusies uit mijn onderzoek zijn dat gehechtheid bij patiënten met AN en BN door psychotherapie kan verbeteren, en dat de tijdsduur van 1 jaar misschien te kort was om ook het mentaliseren te zien verbeteren. De uitkomst dat herstel van AN en BN samenhing met beter mentaliseren en met toegenomen autonomie suggereert dat beide zaken van belang zijn om van gestoord eetgedrag en een obsessie voor gewicht af te kunnen komen, en derhalve in behandeling aandacht dienen te krijgen.
De voornaamste conclusie van dit onderzoek is dat voor duurzaam herstel van anorexia nervosa (AN) en bulimia nervosa (BN) naast verandering van eetgedrag een beter begrip van zichzelf en een grotere autonomie in relatie tot anderen belangrijk zijn.
AN en BN zijn aandoeningen die zich kenmerken door afwijkend eetgedrag en een onevenredig grote invloed van het gewicht op de zelfwaardering. Vrijwel altijd spelen er negatieve gevoelens over zichzelf en over het contact met anderen. Ook is er naast de eetstoornis vaak sprake van andere psychische problemen zoals depressiviteit, angst, persoonlijkheidsproblematiek, autisme of ADHD. Ondanks behandeling herstelt een aanzienlijk deel van de patiënten niet.
De vertaling van negatieve gevoelens in een obsessie met eten en gewicht, die zo kenmerkend is voor AN en BN, zou kunnen samenhangen met onveilige gehechtheid en een beperkt vermogen tot mentaliseren. Een onveilige gehechtheidsstijl kenmerkt zich door moeite om emotionele gebeurtenissen te hanteren. Goed mentaliseren houdt in dat je je een redelijk correcte voorstelling kunt maken van wat er in jezelf en anderen omgaat. Een beperkt mentaliserend vermogen zou mee kunnen spelen in de sociale moeilijkheden die patiënten met AN en BN ervaren en hun neiging zich op uiterlijk en gewicht te richten.
Bij patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis bleken onveilige gehechtheid en beperkt mentaliserend vermogen door psychotherapie te kunnen verbeteren.
Mijn onderzoek had als doel om meer zicht te krijgen op de rol van gehechtheid en mentaliseren in het beloop van AN en BN, en zo mogelijk bij te dragen aan verbetering van de behandeling. Daartoe werden 50 patiënten gevolgd die in psychotherapeutische behandeling gingen in een specialistisch behandelcentrum voor eetstoornissen, tot 1 jaar en 1,5 jaar later. Eerst werden ze vergeleken met gezonde controlepersonen. Vragen betroffen:
1. verschillen tussen patiënten en gezonde personen qua gehechtheid en mentaliseren, en de relatie van gehechtheid en mentaliseren met symptomen;
2. veranderingen qua gehechtheid en mentaliseren in 1 jaar van behandeling, en de samenhang van deze veranderingen met vermindering van symptomen.
Naast de eetstoornis werd ook gekeken naar bijkomende psychische problematiek.
Uitkomsten waren dat patiënten vaker een onveilige gehechtheidsstijl hadden en minder goed konden mentaliseren dan de gezonde controlepersonen, zonder dat dit verband hield met de ernst van hun eetstoornis. Wel was er verband met het voorkomen van zelfverwondend gedrag en van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Een jaar later deden 38 patiënten opnieuw mee aan het onderzoek. Eetstoornis, depressie, angst, persoonlijkheidsproblematiek en gehechtheid waren verbeterd; mentaliseren, autonomie en zelfverwonding niet. 28% was na 1 jaar geheel hersteld van de eetstoornis. Herstel – ook bij 1,5 jaar follow-up - hing samen met een groter mentaliserend vermogen. De herstelde patiënten waren in 1 jaar tijd in vergelijking tot hen die niet waren hersteld autonomer geworden: minder gevoelig voor anderen en beter in staat met nieuwe situaties om te gaan.
Conclusies uit mijn onderzoek zijn dat gehechtheid bij patiënten met AN en BN door psychotherapie kan verbeteren, en dat de tijdsduur van 1 jaar misschien te kort was om ook het mentaliseren te zien verbeteren. De uitkomst dat herstel van AN en BN samenhing met beter mentaliseren en met toegenomen autonomie suggereert dat beide zaken van belang zijn om van gestoord eetgedrag en een obsessie voor gewicht af te kunnen komen, en derhalve in behandeling aandacht dienen te krijgen.
Original language | English |
---|---|
Qualification | Doctor of Philosophy |
Supervisors/Advisors |
|
Award date | 30 May 2018 |
Place of Publication | s.l. |
Publisher | |
Publication status | Published - 2018 |