Abstract
In het voorgaande zijn een aantal aspecten van beginselen van behoorlijk bestuur belicht. Allereerst wordt in dit artikel betoogd dat beginselen van behoorlijke wetgeving, m.n. art. 26 IVBPR en art. 14 EVRM, indirect te kwalificeren zijn als beginselen voor behoorlijk besturen. Zij zijn indirect van belang voor de uitvoering van de belastingwet. Kennis van de methodologie van beginselen geeft inzicht in de werking en mogelijke toekomstige ontwikkelingen. Wat betreft de plaats en de reikwijdte van beginselen van behoorlijk bestuur is betoogd dat zij met name een - rechterlijke - aanvulling vormen op wettelijke normen. Vervolgens bleek het tijd voor een (verdere) codificatie: met name de in het kader van het vertrouwensbeginsel ontwikkelde regels lenen zich voor codificatie. Daarna bleek dat hoewel het fiscaal compromis belangrijke civielrechtelijke karaktertrekjes heeft, bestuursrechtelijke beginselen toch van toepassing zijn op het handelen van de fiscus. Tot slot werd betoogd dat de beginselen van behoorlijk bestuur slechts indirect - en dat in zeer beperkte mate - normen voor de burgers kunnen zijn.
Original language | Dutch |
---|---|
Pages (from-to) | 16-22 |
Number of pages | 7 |
Journal | Tijdschrift voor Formeel Belastingrecht |
Volume | 2 |
Issue number | 6 |
Publication status | Published - 2000 |