Abstract
Annotatie over uitspraak van de Centrale Raad van Beroep 19 februari 2025. Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht heeft bepaald dat de WAO-uitkering over de periode van 1 juli 2011 tot 1 juli 2016 niet tot uitbetaling komt en de over deze periode betaalde WAO-uitkering heeft teruggevorderd en daarnaast de toeslag over de periode van 1 juli 2011 tot 1 januari 2015 heeft ingetrokken en teruggevorderd, omdat appellante werkzaamheden heeft verricht en daaruit inkomsten heeft ontvangen zonder het Uwv daarover in te lichten. Appellante heeft aangevoerd dat het Uwv niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij – in de gehele periode in geding – heeft gewerkt. Verder heeft zij erop gewezen dat in het strafrechtelijke kader een cassatieprocedure loopt en heeft zij omstandigheden naar voren gebracht die volgens haar zouden moeten worden betrokken bij de toets of sprake is van dringende redenen om van terugvordering af te zien. De Raad komt tot het oordeel dat het Uwv terecht heeft bepaald dat de WAO-uitkering niet tot uitbetaling komt, de betaalde uitkering heeft teruggevorderd en de toeslag heeft ingetrokken en teruggevorderd. Het Uwv heeft geen aanleiding hoeven zien om op grond van dringende redenen geheel of gedeeltelijk van intrekking en/of terugvordering af te zien.
Translated title of the contribution | CRvB 19 februari 2025, nr. 23/391 WAO, ECLI:NL:CRVB:2025:277: Recovery of overpaid social benefits. Compelling reasons to refrain from recovery. |
---|---|
Original language | Dutch |
Article number | 131 |
Pages (from-to) | 721-731 |
Number of pages | 11 |
Journal | Uitspraken Sociale Zekerheid |
Volume | 29 |
Issue number | 6 |
Publication status | Published - 9 May 2025 |
Keywords
- Bestuursrecht
- Socialezekerheidsrecht
- Terugvordering
- Dringende reden
- UWV
- Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
- WAO
- Toeslagenwet
- TW
- Fraude
- Centrale Raad van Beroep
- CRvB
- Inspectie SZW
- Herziening
- Arbeidsongeschiktheid