Abstract
Prediabetes is een tussenfase van normoglykemie en type 2 diabetes, gekenmerkt door insulineresistentie en betacel-dysfunctie. De prevalentie van prediabetes neemt toe, met name onder mensen met obesitas en oudere volwassenen. De toenemende prevalentie benadrukt de noodzaak om beïnvloedbare risicofactoren te identificeren om prediabetes te voorkomen of om te keren. Zuivelproducten worden wereldwijd veel geconsumeerd en aanbevolen in richtlijnen als onderdeel van een gezond voedingspatroon. Hoewel de link tussen zuivelinname en type 2 diabetes goed is onderzocht, is de potentiële rol ervan in het voorkomen van eerdere stadia, waaronder prediabetes, minder onderzocht. Inzicht in deze relatie kan waardevolle informatie bieden voor vroege interventie. We hebben daarom de relatie onderzocht tussen de inname van totale zuivel, verschillende zuiveltypes en prediabetes in prospectieve observationele cohortstudies onder de algemene bevolking, en de resultaten samengevat in een systematische review en meta-analyse.
In de meta-analyse van zes studies met negen cohorten was een hogere inname van totale zuivel niet-lineair geassocieerd met een lager risico op prediabetes, waarbij het laagste risico werd waargenomen bij 3,4 porties per dag, waarbij er geen duidelijke trends werden gevonden voor volle versus magere zuivel. Zowel een hogere inname van totale als volle kaas waren niet-lineair geassocieerd met lager risico op prediabetes, met optimale innameniveaus rond 2,1 porties per dag; echter, innames hoger dan 4 porties per dag waren geassocieerd met een verhoogd risico. Een hogere inname van ijs was geassocieerd met een lager risico op prediabetes, wat consistent is met bevindingen met betrekking tot type 2 diabetes. Voorzichtigheid bij de interpretatie van dit resultaat is echter geboden vanwege een lage inname van ijs, de moeilijkheid om de inname nauwkeurig te meten vanwege hoge seizoensvariatie, en een grote kans op omgekeerde causaliteit. Er werden geen associaties gevonden voor inname van melk, yoghurt, en room.
De systematische review van 14 prospectieve cohortstudies liet een mix van inverse, positieve en niet-significante associaties zien tussen zuivelinname en glucosewaarden. De huidige bewijslast blijft dus onduidelijk over de relatie tussen subtypes van zuivel en glucosewaarden.
Omgekeerde causaliteit, wanneer individuen hun eetgewoonten veranderen als reactie op hun bewustzijn van ziekterisico, kan de resultaten beïnvloeden, zelfs met een prospectief studiedesign. Een verhoogd risico op diabetes, of de wens om af te vallen, was geassocieerd met een hogere inname van magere zuivel en een lagere inname van vette zuivel. Dit suggereert dat individuen zonder ziekterisico (bijvoorbeeld degenen zonder obesitas) mogelijk hun voeding kiezen op basis van hedonistische voorkeuren in plaats van om gezondheidsredenen. Dit kan leiden tot een lager risico op prediabetes, vooral voor zuiveltypes die niet zijn opgenomen in de voedingsrichtlijnen, zoals vette zuivel en ijs.
In de netwerken van zuivelinname, voedingspatronen, sociodemografische factoren, gezondheidsgedragingen en cardiometabole risicofactoren, en prediabetes, clusterden gezondheidsbewuste gedragingen, zoals inname van groenten en fruit en fysieke activiteit. Verschillende voorkeuren voor vette of magere zuivel waren zichtbaar. In beide netwerken clusterden energiedichte voedselgroepen en had tailleomtrek een verbindende rol tussen prediabetes en sociodemografische kenmerken. Desondanks verklaarde de covariantie tussen voeding en gezondheidsgedrag, zoals vastgelegd door de netwerken, niet volledig de heterogeniteit in associaties tussen zuivelinname en het risico op prediabetes.
De analyse van de associaties tussen zuivelinname en het risico op prediabetes in meerdere prospectieve cohortstudies laat een genuanceerd beeld zien. Terwijl de meeste zuiveltypes niet geassocieerd waren met het risico op prediabetes, varieerden specifieke associaties tussen de cohorten. De totale zuivelinname was niet geassocieerd met een hoger risico op prediabetes; integendeel, een gematigde consumptie, vooral van kaas, kan gunstig zijn voor het verlagen van het risico op prediabetes. Inname van melk en yoghurt was niet geassocieerd met prediabetes, ongeacht hun vetgehalte. De bevindingen vragen om een revaluatie van de mogelijke voordelen van volle zuivel en benadrukken ze de noodzaak van uitgebreider onderzoek ter ondersteuning van publieke gezondheidsaanbevelingen.
_
Prediabetes is an intermediate stage between normoglycemia and type 2 diabetes, marked by insulin resistance and beta-cell dysfunction. The prevalence of prediabetes is rising rapidly, particularly among people with obesity and older adults. This growing prevalence highlights the need to identify modifiable risk factors to prevent or reverse prediabetes. Dairy foods are widely consumed and recommended in guidelines worldwide as part of a healthy diet. Although the link between dairy intake and type 2 diabetes is well-researched, its potential role in preventing earlier stages, including prediabetes, remains less explored. Understanding this relationship could offer valuable insights for early intervention. Therefore, we aimed to study the relation between the intake of total dairy and various dairy types and prediabetes in prospective observational cohort studies including general populations, and summarized our findings in a systematic review and meta-analysis.
In the meta-analysis of six studies across nine cohorts, total dairy intake was nonlinearly inversely associated with prediabetes risk, with the lowest risk observed at 3.4 servings per day, although no clear trends were found for high-fat versus low-fat dairy. Both total and high-fat cheese showed nonlinear inverse associations with prediabetes risk, with optimal intake levels around 2.1 servings per day; however, intakes exceeding 4 servings per day were associated with positive risk. Ice cream intake exhibited an inverse linear association with prediabetes risk; however caution is warranted due to low median intake levels, difficulty in accurately assessing intake due to high seasonal variation, and a high potential for reverse causation. No associations were found for milk, yogurt, and cream intake.
The systematic review of 14 prospective cohort studies revealed a mix of inverse, positive, and nonsignificant associations between dairy intake and continuous glycaemic measurements. Thus, the existing body of evidence remains inconclusive regarding the relationship between subtypes of dairy and glycaemic outcomes.
Reverse causation, when individuals alter their eating habits due to awareness of disease risk, may have influenced the results, even with a prospective design. Being at risk for diabetes, or having a desire to lose weight, was linked to a higher intake of low-fat dairy and a lower intake of high-fat dairy. This suggests that individuals without disease risk (e.g., those without obesity) might choose their diets hedonically rather than based on health considerations, potentially leading to a lower prediabetes risk associated with dairy types not included in dietary recommendations, such as high-fat dairy and ice cream.
The network analyses of dairy intake, dietary patterns, sociodemographic factors, health behaviours, and cardiometabolic risk factors, including prediabetes, revealed clusters of health-conscious behaviours, such as higher intake of vegetables, fruit, and physical activity, alongside distinct preferences for high-fat or low-fat dairy. The networks also revealed a cluster of energy-dense food groups and highlighted the bridging role of waist circumference between prediabetes and sociodemographic characteristics. Nevertheless, the covariation of dietary and health behaviours, as captured by the networks, did not fully explain the heterogeneity in associations between dairy intake and prediabetes risk.
The analysis of associations between dairy intake and prediabetes risk across multiple prospective cohort studies reveals a nuanced picture. While most dairy types were not associated with risk of prediabetes, specific associations varied between cohorts. Overall dairy intake was not associated with higher risk of prediabetes; rather, moderate consumption, particularly of cheese, may be beneficial for lowering this risk. Milk and yogurt were not associated with prediabetes, regardless of their fat content. Overall, the findings call for a re-evaluation of the potential benefits of high-fat dairy, emphasizing the need for comprehensive research to inform public health recommendations.
In de meta-analyse van zes studies met negen cohorten was een hogere inname van totale zuivel niet-lineair geassocieerd met een lager risico op prediabetes, waarbij het laagste risico werd waargenomen bij 3,4 porties per dag, waarbij er geen duidelijke trends werden gevonden voor volle versus magere zuivel. Zowel een hogere inname van totale als volle kaas waren niet-lineair geassocieerd met lager risico op prediabetes, met optimale innameniveaus rond 2,1 porties per dag; echter, innames hoger dan 4 porties per dag waren geassocieerd met een verhoogd risico. Een hogere inname van ijs was geassocieerd met een lager risico op prediabetes, wat consistent is met bevindingen met betrekking tot type 2 diabetes. Voorzichtigheid bij de interpretatie van dit resultaat is echter geboden vanwege een lage inname van ijs, de moeilijkheid om de inname nauwkeurig te meten vanwege hoge seizoensvariatie, en een grote kans op omgekeerde causaliteit. Er werden geen associaties gevonden voor inname van melk, yoghurt, en room.
De systematische review van 14 prospectieve cohortstudies liet een mix van inverse, positieve en niet-significante associaties zien tussen zuivelinname en glucosewaarden. De huidige bewijslast blijft dus onduidelijk over de relatie tussen subtypes van zuivel en glucosewaarden.
Omgekeerde causaliteit, wanneer individuen hun eetgewoonten veranderen als reactie op hun bewustzijn van ziekterisico, kan de resultaten beïnvloeden, zelfs met een prospectief studiedesign. Een verhoogd risico op diabetes, of de wens om af te vallen, was geassocieerd met een hogere inname van magere zuivel en een lagere inname van vette zuivel. Dit suggereert dat individuen zonder ziekterisico (bijvoorbeeld degenen zonder obesitas) mogelijk hun voeding kiezen op basis van hedonistische voorkeuren in plaats van om gezondheidsredenen. Dit kan leiden tot een lager risico op prediabetes, vooral voor zuiveltypes die niet zijn opgenomen in de voedingsrichtlijnen, zoals vette zuivel en ijs.
In de netwerken van zuivelinname, voedingspatronen, sociodemografische factoren, gezondheidsgedragingen en cardiometabole risicofactoren, en prediabetes, clusterden gezondheidsbewuste gedragingen, zoals inname van groenten en fruit en fysieke activiteit. Verschillende voorkeuren voor vette of magere zuivel waren zichtbaar. In beide netwerken clusterden energiedichte voedselgroepen en had tailleomtrek een verbindende rol tussen prediabetes en sociodemografische kenmerken. Desondanks verklaarde de covariantie tussen voeding en gezondheidsgedrag, zoals vastgelegd door de netwerken, niet volledig de heterogeniteit in associaties tussen zuivelinname en het risico op prediabetes.
De analyse van de associaties tussen zuivelinname en het risico op prediabetes in meerdere prospectieve cohortstudies laat een genuanceerd beeld zien. Terwijl de meeste zuiveltypes niet geassocieerd waren met het risico op prediabetes, varieerden specifieke associaties tussen de cohorten. De totale zuivelinname was niet geassocieerd met een hoger risico op prediabetes; integendeel, een gematigde consumptie, vooral van kaas, kan gunstig zijn voor het verlagen van het risico op prediabetes. Inname van melk en yoghurt was niet geassocieerd met prediabetes, ongeacht hun vetgehalte. De bevindingen vragen om een revaluatie van de mogelijke voordelen van volle zuivel en benadrukken ze de noodzaak van uitgebreider onderzoek ter ondersteuning van publieke gezondheidsaanbevelingen.
_
Prediabetes is an intermediate stage between normoglycemia and type 2 diabetes, marked by insulin resistance and beta-cell dysfunction. The prevalence of prediabetes is rising rapidly, particularly among people with obesity and older adults. This growing prevalence highlights the need to identify modifiable risk factors to prevent or reverse prediabetes. Dairy foods are widely consumed and recommended in guidelines worldwide as part of a healthy diet. Although the link between dairy intake and type 2 diabetes is well-researched, its potential role in preventing earlier stages, including prediabetes, remains less explored. Understanding this relationship could offer valuable insights for early intervention. Therefore, we aimed to study the relation between the intake of total dairy and various dairy types and prediabetes in prospective observational cohort studies including general populations, and summarized our findings in a systematic review and meta-analysis.
In the meta-analysis of six studies across nine cohorts, total dairy intake was nonlinearly inversely associated with prediabetes risk, with the lowest risk observed at 3.4 servings per day, although no clear trends were found for high-fat versus low-fat dairy. Both total and high-fat cheese showed nonlinear inverse associations with prediabetes risk, with optimal intake levels around 2.1 servings per day; however, intakes exceeding 4 servings per day were associated with positive risk. Ice cream intake exhibited an inverse linear association with prediabetes risk; however caution is warranted due to low median intake levels, difficulty in accurately assessing intake due to high seasonal variation, and a high potential for reverse causation. No associations were found for milk, yogurt, and cream intake.
The systematic review of 14 prospective cohort studies revealed a mix of inverse, positive, and nonsignificant associations between dairy intake and continuous glycaemic measurements. Thus, the existing body of evidence remains inconclusive regarding the relationship between subtypes of dairy and glycaemic outcomes.
Reverse causation, when individuals alter their eating habits due to awareness of disease risk, may have influenced the results, even with a prospective design. Being at risk for diabetes, or having a desire to lose weight, was linked to a higher intake of low-fat dairy and a lower intake of high-fat dairy. This suggests that individuals without disease risk (e.g., those without obesity) might choose their diets hedonically rather than based on health considerations, potentially leading to a lower prediabetes risk associated with dairy types not included in dietary recommendations, such as high-fat dairy and ice cream.
The network analyses of dairy intake, dietary patterns, sociodemographic factors, health behaviours, and cardiometabolic risk factors, including prediabetes, revealed clusters of health-conscious behaviours, such as higher intake of vegetables, fruit, and physical activity, alongside distinct preferences for high-fat or low-fat dairy. The networks also revealed a cluster of energy-dense food groups and highlighted the bridging role of waist circumference between prediabetes and sociodemographic characteristics. Nevertheless, the covariation of dietary and health behaviours, as captured by the networks, did not fully explain the heterogeneity in associations between dairy intake and prediabetes risk.
The analysis of associations between dairy intake and prediabetes risk across multiple prospective cohort studies reveals a nuanced picture. While most dairy types were not associated with risk of prediabetes, specific associations varied between cohorts. Overall dairy intake was not associated with higher risk of prediabetes; rather, moderate consumption, particularly of cheese, may be beneficial for lowering this risk. Milk and yogurt were not associated with prediabetes, regardless of their fat content. Overall, the findings call for a re-evaluation of the potential benefits of high-fat dairy, emphasizing the need for comprehensive research to inform public health recommendations.
Original language | English |
---|---|
Qualification | Doctor of Philosophy |
Supervisors/Advisors |
|
Award date | 27 Nov 2024 |
Place of Publication | s.l. |
Publisher | |
Print ISBNs | 978-94-6506-450-5 |
DOIs | |
Publication status | Published - 27 Nov 2024 |