De partner in het verpleeg- of verzorgingshuis en de eigen woning

Mascha Hoogeveen, L.H.M. Heijligers, S. Lam

Research output: Contribution to journalArticleScientificpeer-review

Abstract

In deze bijdrage wordt ingegaan op de gevolgen voor de eigen woning indien een belastingplichtige wordt opgenomen in een zorginstelling. Op grond van art. 3.111 lid 5 Wet IB 2001 blijft de woning dan twee jaar bij fictie een eigen woning. Na die periode zou de woning en de daarbij behorende schuld tot het box 3 vermogen moeten behoren. De staatssecretaris is echter van mening dat bij fiscale partners na de tweejaarsperiode art. 3.111 lid 8 en lid 9 Wet IB 2001 van toepassing zijn. Op grond van die wettelijke bepalingen moeten fiscale partners met twee hoofdverblijven kiezen welk hoofdverblijf zij in aanmerking nemen voor de eigenwoningregeling. Indien zij kiezen voor het voormalige gezamenlijke hoofdverblijf, blijft volgens de staatssecretaris de eigenwoningregeling van toepassing. De auteurs menen dat dit standpunt onjuist is. Zij geven aan dat het besluit moet worden aangepast en moet worden geactualiseerd.
Original languageDutch
Pages (from-to)759-767
Number of pages9
JournalWPNR: Weekblad voor privaatrecht, notariaat en registratie
Volume149
Issue number7210
Publication statusPublished - 13 Oct 2018

Keywords

  • Eigen woning
  • Verpleeghuis
  • Fiscaal partner
  • Renteaftrek
  • Hoofdverblijf

Cite this