Abstract
In dit artikel wordt aan de hand van het Urgenda-vonnis onderzocht
hoe de rechter eenheid construeert in een meergelaagde rechtsorde,
en hoe het streven naar rechtseenheid rechtstheoretisch kan worden
begrepen. Daarbij stuiten wij op twee noties van rechtseenheid –
formele en materiële rechtseenheid – die verwant zijn aan vertrouwde
standpunten: het rechtspositivisme en het anti-positivisme. Zo blijkt
een aloude controverse uit de rechtstheorie in onze meergelaagde
rechtsorde haar actualiteit te behouden.
hoe de rechter eenheid construeert in een meergelaagde rechtsorde,
en hoe het streven naar rechtseenheid rechtstheoretisch kan worden
begrepen. Daarbij stuiten wij op twee noties van rechtseenheid –
formele en materiële rechtseenheid – die verwant zijn aan vertrouwde
standpunten: het rechtspositivisme en het anti-positivisme. Zo blijkt
een aloude controverse uit de rechtstheorie in onze meergelaagde
rechtsorde haar actualiteit te behouden.
Original language | Dutch |
---|---|
Article number | AA20180335 |
Pages (from-to) | 335-342 |
Number of pages | 8 |
Journal | Ars Aequi |
Publication status | Published - 1 Apr 2018 |