Abstract
Grenzen aan kunstmatige donorbevruchting?
Het doen van juridisch onderzoek naar de mogelijke grenzen die gesteld dienen te worden aan kunstmatige donorbevruchting is van belang, omdat bij de uitvoering van kunstmatige donorbevruchting verschillende belanghebbenden en dus belangen zijn betrokken. Deze belanghebbenden zijn de wensouder(s), de donor, het donorkind, de zorgverlener en het algemeen belang, dat is vertegenwoordigd door de staat. Het donorkind neemt hierbij een bijzondere en belangrijke - zo niet dé belangrijkste - positie in. Het donorkind is immers nog niet ontstaan op het moment van de donatie en de kunstmatige donorbevruchting. Wel kan het donorkind op latere leeftijd worden geconfronteerd met het feit dat hij/zij is ontstaan met behulp van kunstmatige donorbevruchting. Daarom zal het toekomstige donorkind al vóór en bij de uitvoering van de kunstmatige donorbevruchting – voor zijn/haar ontstaan - beschermd moeten worden.
De hoofdvraag die in dit proefschrift wordt beantwoord is: “Dienen er vanuit het belang van het donorkind nadere grenzen te worden gesteld aan geslachtsceldonatie en kunstmatige donorbevruchting, en zo ja, welke?”
Een verdiepend literatuuronderzoek en voorbeelden uit de rechtsstelsels van België, Denemarken, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Italië, Spanje, Zweden en de VS zorgen ervoor dat er veel materiaal is bestudeerd, om zo een antwoord te kunnen gegeven op de hoofd- en deelvragen van dit onderzoek.
Het belang van het kind dient uit oogpunt van de goede gezondheid, het privé- en gezinsleven en de veiligheid te worden beschermd. De goede gezondheid van het donorkind is gediend bij een voorafgaand aan de uitvoering van de kunstmatige donorbevruchting uitgevoerde beoordeling naar de geschiktheid van de donor en de wensouder, in het bijzonder naar de aanwezigheid van dragerschap van overdraagbare ziektes en/of aandoeningen. Het privé- en gezinsleven van het donorkind kunnen worden bevorderd door te waarborgen dat het donorkind kan achterhalen wie zijn/haar ouder(s) en de donor zijn. Dit betekent dat de donatie alleen kan worden toegestaan als de persoonsidentificerende gegevens van de donor voor het kind te achterhalen zijn. Uiteraard zullen de wensouders ook eerlijk aan hun kind moeten vertellen dat er bij het ontstaan van het kind gebruik is gemaakt van een donor. Het uiteindelijke contact tussen de donor/wensouder(s) en het donorkind kan worden gestimuleerd door voor zowel de donor als de wensouder(s) de mogelijkheid te scheppen om voorwaarden te stellen aan de wensouder(s)/donor. Vanuit dezelfde gedachte om het privé- en gezinsleven van het donorkind te beschermen is de mogelijkheid bepleit om het voor het donorkind mogelijk te maken om (de gegevens van de) halfbroers en -zussen van dezelfde donor te kunnen achterhalen. De veiligheid van het kind dient te worden beschermd door vóór het ontstaan van het kind goed na te gaan of het donorkind naar verwachting onder goede omstandigheden zal opgroeien.
Om eventuele geschillen tussen wensouder(s)/donor en de zorgverlener over het afwijzen van de ontvanger/donor of het weigeren van een behandeling te kunnen opvangen, zou er door de rechter bij de afwikkeling van eventuele geschillen een bijzondere curator moeten kunnen worden toegewezen. Deze bijzondere curator zal de belangen van het toekomstige kind moeten behartigen. Tot op heden kan een bijzondere curator namelijk (nog) niet benoemd worden bij ongeboren kinderen. Ook behandelaars dienen bij de behandeling rekening te houden met de belangen van het toekomstige kind.
De aanbevelingen in dit proefschrift zijn gebaseerd op het juridische begrip 'het belang van het kind' en beogen additionele en duidelijke grenzen te kunnen stellen aan kunstmatige donorbevruchting en geslachtsceldonatie teneinde de positie van het donorkind aldus te versterken.
Het doen van juridisch onderzoek naar de mogelijke grenzen die gesteld dienen te worden aan kunstmatige donorbevruchting is van belang, omdat bij de uitvoering van kunstmatige donorbevruchting verschillende belanghebbenden en dus belangen zijn betrokken. Deze belanghebbenden zijn de wensouder(s), de donor, het donorkind, de zorgverlener en het algemeen belang, dat is vertegenwoordigd door de staat. Het donorkind neemt hierbij een bijzondere en belangrijke - zo niet dé belangrijkste - positie in. Het donorkind is immers nog niet ontstaan op het moment van de donatie en de kunstmatige donorbevruchting. Wel kan het donorkind op latere leeftijd worden geconfronteerd met het feit dat hij/zij is ontstaan met behulp van kunstmatige donorbevruchting. Daarom zal het toekomstige donorkind al vóór en bij de uitvoering van de kunstmatige donorbevruchting – voor zijn/haar ontstaan - beschermd moeten worden.
De hoofdvraag die in dit proefschrift wordt beantwoord is: “Dienen er vanuit het belang van het donorkind nadere grenzen te worden gesteld aan geslachtsceldonatie en kunstmatige donorbevruchting, en zo ja, welke?”
Een verdiepend literatuuronderzoek en voorbeelden uit de rechtsstelsels van België, Denemarken, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Italië, Spanje, Zweden en de VS zorgen ervoor dat er veel materiaal is bestudeerd, om zo een antwoord te kunnen gegeven op de hoofd- en deelvragen van dit onderzoek.
Het belang van het kind dient uit oogpunt van de goede gezondheid, het privé- en gezinsleven en de veiligheid te worden beschermd. De goede gezondheid van het donorkind is gediend bij een voorafgaand aan de uitvoering van de kunstmatige donorbevruchting uitgevoerde beoordeling naar de geschiktheid van de donor en de wensouder, in het bijzonder naar de aanwezigheid van dragerschap van overdraagbare ziektes en/of aandoeningen. Het privé- en gezinsleven van het donorkind kunnen worden bevorderd door te waarborgen dat het donorkind kan achterhalen wie zijn/haar ouder(s) en de donor zijn. Dit betekent dat de donatie alleen kan worden toegestaan als de persoonsidentificerende gegevens van de donor voor het kind te achterhalen zijn. Uiteraard zullen de wensouders ook eerlijk aan hun kind moeten vertellen dat er bij het ontstaan van het kind gebruik is gemaakt van een donor. Het uiteindelijke contact tussen de donor/wensouder(s) en het donorkind kan worden gestimuleerd door voor zowel de donor als de wensouder(s) de mogelijkheid te scheppen om voorwaarden te stellen aan de wensouder(s)/donor. Vanuit dezelfde gedachte om het privé- en gezinsleven van het donorkind te beschermen is de mogelijkheid bepleit om het voor het donorkind mogelijk te maken om (de gegevens van de) halfbroers en -zussen van dezelfde donor te kunnen achterhalen. De veiligheid van het kind dient te worden beschermd door vóór het ontstaan van het kind goed na te gaan of het donorkind naar verwachting onder goede omstandigheden zal opgroeien.
Om eventuele geschillen tussen wensouder(s)/donor en de zorgverlener over het afwijzen van de ontvanger/donor of het weigeren van een behandeling te kunnen opvangen, zou er door de rechter bij de afwikkeling van eventuele geschillen een bijzondere curator moeten kunnen worden toegewezen. Deze bijzondere curator zal de belangen van het toekomstige kind moeten behartigen. Tot op heden kan een bijzondere curator namelijk (nog) niet benoemd worden bij ongeboren kinderen. Ook behandelaars dienen bij de behandeling rekening te houden met de belangen van het toekomstige kind.
De aanbevelingen in dit proefschrift zijn gebaseerd op het juridische begrip 'het belang van het kind' en beogen additionele en duidelijke grenzen te kunnen stellen aan kunstmatige donorbevruchting en geslachtsceldonatie teneinde de positie van het donorkind aldus te versterken.
Original language | English |
---|---|
Awarding Institution |
|
Supervisors/Advisors |
|
Award date | 13 Dec 2021 |
Publication status | Published - 13 Dec 2021 |