Abstract
Per 1 januari 2010 is het partnerbegrip in de Successiewet 1956 gewijzigd. Daarnaast hebben per 1 januari 2011 nog enkele wijzigingen plaatsgevonden in het kader van de coördinatie van het partnerbegrip in verschillende belastingwetten.1 In deze bijdrage besteed ik aandacht aan de belangrijkste ontwikkelingen in de jurisprudentie sinds de invoering daarvan. Een van de belangrijkste wijzigingen betreft het invoeren van de voorwaarde dat men maximaal één partner kan hebben. Ik betoog dat de regeling onnodig streng is voor de gehuwde maar duurzaam gescheiden levende echtgenoot die inmiddels samenwoont met iemand anders. Het afschaffen van de partnerfaciliteiten voor partners in een zogenoemde meerrelatie is goed te verdedigen, maar is in de parlementaire behandeling niet goed uit de verf gekomen. In par. 3 heb ik aandacht besteed aan de afschaffing van het partnerregime tussen ouders en inwonende kinderen. Dit is vanuit de verzorgings- en continuïteitsgedachte goed te rechtvaardigen. Dat geldt echter zeker niet voor de uitzondering die daarop is gemaakt voor mantelzorgers. Deze uitzondering - die al ten zeerste werd afgeraden door de staatssecretaris - heeft een stroom aan Kamervragen en jurisprudentie opgeleverd. De inbedding in het partnerregime maakte de regeling willekeurig. Het is een schoolvoorbeeld geworden van een regeling die nooit op deze manier ingevoerd had mogen worden. Zelfs de afschaffing ervan is buitengewoon moeizaam en slordig verlopen. De bijdrage eindigt met een korte vooruitblik.
Original language | Dutch |
---|---|
Article number | 7366 |
Pages (from-to) | 297-308 |
Number of pages | 12 |
Journal | WPNR: Weekblad voor privaatrecht, notariaat en registratie |
Volume | 2022 |
Issue number | 7366 |
Publication status | Published - 9 Apr 2022 |