Abstract
In de afgelopen bestuursperiode vertrok maar liefst één op de vijf wethouders onvrijwillig en vroegtijdig. De forse toename in het aantal vallende wethouders de laatste jaren doet vermoeden dat het gezag van wethouders tanende is. In dit artikel onderzoeken we of wethouders gezag ervaren in verschillende gezagsarena’s, dat wil zeggen het college van B&W, de ambtelijke organisatie, de gemeenteraad en de samenleving, en uit welke gezagsbronnen zij putten. Ondanks hun kwetsbare positie blijken wethouders zeer te spreken te zijn over hun eigen gezag in elk van de vier arena’s. Betrouwbaarheid is volgens de respondenten de belangrijkste gezagsbron van wethouders, gevolgd door de persoonlijke invulling van de eigen portefeuille, uitgedragen normen en waarden, deskundigheid en de persoonlijke leiderschapsstijl. Meer positionele gezagsbronnen, zoals het partijlidmaatschap en de aanstelling door de gemeenteraad, zijn veel minder belangrijk. Daarmee zijn persoonlijke gezagsbronnen voor wethouders nog belangrijker dan voor burgemeesters, wat het belang onderstreept van het dag in, dat uit moeten verdienen van gezag.
Original language | Dutch |
---|---|
Pages (from-to) | 43-55 |
Number of pages | 13 |
Journal | Bestuurskunde |
Volume | 27 |
Issue number | 3 |
DOIs | |
Publication status | Published - 17 Oct 2018 |