Infictieuze complicaties van biologicals bij de behandeling van reumatoïde artritis

Barbara Bergmans*, Jean-Luc. Murk, Eugène van Puijenbroek, Esther de Vries

*Corresponding author for this work

Research output: Contribution to journalArticleScientificpeer-review

57 Downloads (Pure)

Abstract

De behandeling van reumatoïde artritis heeft een revolutie ondergaan sinds de introductie van biologicals. Een bekende complicatie van deze middelen is een verhoging van het risico op ernstige infecties, wat in verschillende mate bij de verschillende klassen voorkomt. Doordat TNF-alfaremmers onder andere granuloomvorming tegengaan, vormen ze een belangrijke risicofactor voor de reactivatie van latente tuberculose (tbc). Tocilizumab remt interleukine-6. Abatacept remt de T-celcostimulatie, waardoor een robuuste T-celrespons wordt tegengegaan. Rituximab, een monoclonaal dat CD20-positieve B-cellen depleteert, heeft als belangrijk risico reactivatie van hepatitis B-virus. Ook hepatitis C-virus- en JC-virusreactivatie zijn bij rituximab beschreven. Het risico op overige ernstige infecties lijkt bij alle biologicals ongeveer even hoog. Een bijzondere categorie zijn de Janus-kinase (JAK)-remmers, die zorgen voor een verminderde expressie van pro-inflammatoire genen. Van deze middelen is bekend dat ze waarschijnlijk een sterk verhoogd risico op herpes zoster geven. Onderzoek naar de invloed van deze middelen op het microbioom staat nog in de kinderschoenen: alleen van TNF-alfaremming is onderzocht wat dit doet op de
darmkolonisatie.
Original languageDutch
Pages (from-to)114-118
JournalNederlands tijdschrift voor Medische Microbiologie
Volume30
Issue number3
Publication statusPublished - 2022

Cite this