Abstract
Staatssecretaris Van Rij kwalificeerde de ongelijke behandeling van burgers door de Belastingdienst op grond van persoonskenmerken zoals nationaliteit als ‘een vorm van institutioneel racisme’. Dit is opmerkelijk, want hoewel het begrip institutioneel racisme al in 1984 door antropoloog Philomena Essed in Nederland is geïntroduceerd, deed premier Rutte het begrip tijdens een persconferentie in 2020 nog af als ‘sociologenjargon’ waarmee je in een ‘hele andere discussie’ terecht komt die ‘totaal niet zinvol’ is (‘Ik haat dat begrip’, aldus de premier). De staatssecretaris misbruikt het begrip echter om te betogen dat de ongelijke behandeling door de Belastingdienst niet echt racistisch was, maar dat er alleen ‘onbewust en onopzettelijk gedrag heeft plaatsgevonden dat een uitwerking heeft gehad binnen specifieke groepen’. Dit artikel begint met een kritische analyse van de brief van de staatssecretaris, betwist vervolgens dat het begrip racisme in de Nederlandse context iets heel anders zou betekenen dan elders, verwerpt daarom het door een Nederlandse cultuurwetenschapper geponeerde recht van Nederlanders ‘om er een eigen definitie over racisme op na te houden’ als onzinnig, en stelt tenslotte voor om racisme en institutioneel racisme te definiëren op basis van het begrip racial discrimination in het Internationaal Verdrag inzake de Uitbanning van alle vormen van Rassendiscriminatie.
Original language | English |
---|---|
Article number | NJB 2022/1754 |
Pages (from-to) | 2048-2055 |
Number of pages | 8 |
Journal | NJB |
Volume | 2022 |
Issue number | 26 |
Publication status | Published - 22 Jul 2022 |
Keywords
- recht en racisme
- institutioneel racisme
- Belastingdienst
- Racisme
- Frantz Fanon
- IVUR
- Rassendiscriminatie
- racial discrimination
- CERD