Abstract
In mijn onderzoek heb ik met behulp van de key incident methode verschillen in het lesgeven in vreemde talen in Nederland en Duitsland in kaart gebracht en vervolgens geprobeerd te achterhalen hoe deze verschillen mede het gevolg zijn van cultuurverschillen. Aanleiding voor het onderzoek waren de
ervaringen van studenten uit Duitsland die in Nederland de lerarenopleiding volgden. Deze ervaringen, geoperationaliseerd als sensitizing concepts, vertoonden dermate grote overeenkomsten dat ik aan het begin van het onderzoek al het vermoeden had dat er wel verschillen moesten zijn in de manier van lesgeven, de practical professional knowledge, van leraren, maar dat er uiteindelijk zo veel verschillen boven water kwamen, was ook voor mij verrassend. Ik wil hier niet te veel uit de school klappen omdat anders niemand het boek meer leest, maar twee verschillen wil ik toch noemen. In de geobserveerde lessen werd bijvoorbeeld duidelijk dat er sprake was van een trichotome lesstructuur in Nederland en dat de perioden van zelfstandig werken in verhouding tot de lessen in Duitsland veel langer waren. Ook
werd duidelijk dat in Duitsland, anders dan in Nederland, de verschillende lesonderdelen consequent werden geëvalueerd. Hiernaast waren er grote verschillen in de omgang met ordeverstorend gedrag en
in de waarneming van wat ordeverstorend gedrag inhoudt. De docenten in Nederland reageren minder vaak op ordeverstorend gedrag en doen dit op een geroutineerde manier. Blijkbaar hebben docenten in Nederland een andere kijk op ordehouden dan hun Duitse collega´s. Naast alle verschillen waren er ook
twee (opvallende) overeenkomsten. In de observaties werd duidelijk dat zowel in Nederland als in Duitsland de (mondelinge) deelname van de leerlingen aan de les marginaal was. Zowel in Duitsland als in Nederland was de docent het meest aan het woord waarbij de docenten in Nederland vaker bewust (en soms ook onbewust) naar de moedertaal switchten dan in de geobserveerde lessen in Duitsland. Dit is belangrijk met het oog op het doeltaal-voertaal-principe en de daadwerkelijke realisering daarvan in de klas. Over het algemeen waren er echter meer verschillen dan overeenkomsten. In zijn algemeenheid kan worden vastgesteld dat de lespraktijk van docenten in Nederland wordt
gekenmerkt door een tolerante houding ten opzichte van klassenmanagement en een streven naar vereenvoudiging ten aanzien van de lesinhoud. Daartegenover wordt de lespraktijk van leraren in Duitsland gekenmerkt door een veeleisende houding met betrekking tot lesinhoud en klassenmanagement. De lessen in Duitsland verlopen vaak routinematig, zoals bijvoorbeeld zichtbaar is in de vaste patronen bij het begin van de les.
De verschillen in de lespraktijk in Nederland en Duitsland zijn mede gebaseerd op culturele tradities. In Nederland is bijvoorbeeld tolerantie, als gevolg van de historische ontwikkeling van het land, een belangrijke maatschappelijke waarde. Dit is in de lespraktijk vooral zichtbaar in het klassenmanagement.
Aan de andere kant werd ook duidelijk dat leraren in Nederland vaak de lesinhoud simplificeren, ook al is dat niet per se noodzakelijk. Hier staat het kind centraal net als bij Rousseau wiens geschriften van invloed zijn geweest op de ontwikkeling van de onderwijskunde in Nederland. In Duitsland daarentegen
bleek vooral controle belangrijk te zijn. Mogelijk is dit een gevolg van een historisch gegroeid en cultureel bepaald beeld van de leraar waarin deze als ambtenaar en dienaar van de staat de les controleert.
Aan de andere kant blijkt de leraar in Duitsland veeleisender dan de leraar in Nederland, wat mogelijk een gevolg is van het in Duitsland historisch gegroeide Bildungsideal en een andere adaptatie van de Verlichting (Herder, Kant).
Ondanks de gevonden verschillen is het belangrijk op te merken dat de gegeven cultuurhistorische verklaringen maar één manier zijn om deze verschillen te duiden en dat er zeker ook nog andere verklaringen mogelijk zijn. Dit is ook logisch gezien het bijzonder polyvalente karakter van de school als institutie.
Het onderzoek heeft laten zien dat de diversiteit van twee schoolsystemen vooral duidelijk wordt op microniveau. Dit is belangrijk voor studenten, leraren en lerarenopleiders omdat het duidelijk maakt dat je pas op microniveau en door vergelijking met andere landen de eigen lespraktijk en haar culturele
bepaaldheid goed leert kennen. Dat vormt een goede basis voor waardevolle reflecties op de professionele ontwikkeling van leraren.
ervaringen van studenten uit Duitsland die in Nederland de lerarenopleiding volgden. Deze ervaringen, geoperationaliseerd als sensitizing concepts, vertoonden dermate grote overeenkomsten dat ik aan het begin van het onderzoek al het vermoeden had dat er wel verschillen moesten zijn in de manier van lesgeven, de practical professional knowledge, van leraren, maar dat er uiteindelijk zo veel verschillen boven water kwamen, was ook voor mij verrassend. Ik wil hier niet te veel uit de school klappen omdat anders niemand het boek meer leest, maar twee verschillen wil ik toch noemen. In de geobserveerde lessen werd bijvoorbeeld duidelijk dat er sprake was van een trichotome lesstructuur in Nederland en dat de perioden van zelfstandig werken in verhouding tot de lessen in Duitsland veel langer waren. Ook
werd duidelijk dat in Duitsland, anders dan in Nederland, de verschillende lesonderdelen consequent werden geëvalueerd. Hiernaast waren er grote verschillen in de omgang met ordeverstorend gedrag en
in de waarneming van wat ordeverstorend gedrag inhoudt. De docenten in Nederland reageren minder vaak op ordeverstorend gedrag en doen dit op een geroutineerde manier. Blijkbaar hebben docenten in Nederland een andere kijk op ordehouden dan hun Duitse collega´s. Naast alle verschillen waren er ook
twee (opvallende) overeenkomsten. In de observaties werd duidelijk dat zowel in Nederland als in Duitsland de (mondelinge) deelname van de leerlingen aan de les marginaal was. Zowel in Duitsland als in Nederland was de docent het meest aan het woord waarbij de docenten in Nederland vaker bewust (en soms ook onbewust) naar de moedertaal switchten dan in de geobserveerde lessen in Duitsland. Dit is belangrijk met het oog op het doeltaal-voertaal-principe en de daadwerkelijke realisering daarvan in de klas. Over het algemeen waren er echter meer verschillen dan overeenkomsten. In zijn algemeenheid kan worden vastgesteld dat de lespraktijk van docenten in Nederland wordt
gekenmerkt door een tolerante houding ten opzichte van klassenmanagement en een streven naar vereenvoudiging ten aanzien van de lesinhoud. Daartegenover wordt de lespraktijk van leraren in Duitsland gekenmerkt door een veeleisende houding met betrekking tot lesinhoud en klassenmanagement. De lessen in Duitsland verlopen vaak routinematig, zoals bijvoorbeeld zichtbaar is in de vaste patronen bij het begin van de les.
De verschillen in de lespraktijk in Nederland en Duitsland zijn mede gebaseerd op culturele tradities. In Nederland is bijvoorbeeld tolerantie, als gevolg van de historische ontwikkeling van het land, een belangrijke maatschappelijke waarde. Dit is in de lespraktijk vooral zichtbaar in het klassenmanagement.
Aan de andere kant werd ook duidelijk dat leraren in Nederland vaak de lesinhoud simplificeren, ook al is dat niet per se noodzakelijk. Hier staat het kind centraal net als bij Rousseau wiens geschriften van invloed zijn geweest op de ontwikkeling van de onderwijskunde in Nederland. In Duitsland daarentegen
bleek vooral controle belangrijk te zijn. Mogelijk is dit een gevolg van een historisch gegroeid en cultureel bepaald beeld van de leraar waarin deze als ambtenaar en dienaar van de staat de les controleert.
Aan de andere kant blijkt de leraar in Duitsland veeleisender dan de leraar in Nederland, wat mogelijk een gevolg is van het in Duitsland historisch gegroeide Bildungsideal en een andere adaptatie van de Verlichting (Herder, Kant).
Ondanks de gevonden verschillen is het belangrijk op te merken dat de gegeven cultuurhistorische verklaringen maar één manier zijn om deze verschillen te duiden en dat er zeker ook nog andere verklaringen mogelijk zijn. Dit is ook logisch gezien het bijzonder polyvalente karakter van de school als institutie.
Het onderzoek heeft laten zien dat de diversiteit van twee schoolsystemen vooral duidelijk wordt op microniveau. Dit is belangrijk voor studenten, leraren en lerarenopleiders omdat het duidelijk maakt dat je pas op microniveau en door vergelijking met andere landen de eigen lespraktijk en haar culturele
bepaaldheid goed leert kennen. Dat vormt een goede basis voor waardevolle reflecties op de professionele ontwikkeling van leraren.
Original language | German |
---|---|
Qualification | Doctor of Philosophy |
Awarding Institution |
|
Supervisors/Advisors |
|
Award date | 10 Jan 2023 |
Publisher | |
Print ISBNs | 978-94-6458-826-2 |
Publication status | Published - 10 Jan 2023 |