Massaalbezwaarprocedures

Research output: Contribution to journalArticleScientificpeer-review

33 Downloads (Pure)

Abstract

Op 14 juni 2019 heeft de Hoge Raad arrest gewezen in de zes proefprocedures over de vermogensrendementsheffing gevoerd in het kader van de eerste massaalbezwaarpocedure. Dit zestal arresten betreft het stelsel van box 3 zoals dat gold vóór 2017. Karakteristiek van deze regeling was het in de heffing betrekken van een fictief rendement van 4% over het vermogen in box 3, in de veronderstelling dat elke ‘sukkel’ dit rendement op risico-arme wijze zou kunnen realiseren. Die veronderstelling bleek al kort na haar geboorte een onrealistische kijk op de rendementswerkelijkheid van sparende belastingplichtigen. In de juni-arresten concludeert ook de Hoge Raad dat het door de wetgever veronderstelde rendement van 4% niet meer haalbaar is zonder daar (veel) risico voor te hoeven nemen. Een helder oordeel waarover belastingplichtigen zich kunnen ‘verblijden’. Hoewel dit oordeel over het fundament van de toenmalige rendementsheffing kan en zal leiden tot rechtstekorten, biedt de Hoge Raad op stelselniveau geen rechtsherstel vanwege staatsrechtelijke verhoudingen. Ik duid deze uitspraken daarom als ‘de dode-mus-arresten.’ In deze bijdrage staan niet alleen deze arresten centraal, maar wordt tegen de achtergrond van het fundamentele eigendomsrecht ook hun wettelijke basis nader onderzocht.
Original languageDutch
Pages (from-to)4-10
Number of pages7
JournalFiscaal Tijdschrift Vermogen
Volume2019
Issue number9
Publication statusPublished - 30 Sep 2019

Keywords

  • massaaal bezwaar
  • Vermogensrendementsheffing
  • eigendomsrecht
  • beoordelingsmarge
  • Rechtsherstel

Cite this