Abstract
Op 16 december 2014 heeft de Staatssecretaris van Financiën een beleidsbesluit uitgevaardigd waarin — vooruitlopend op aangekondigde wetgeving — wordt beschreven onder welke omstandigheden en met inachtneming van welke voorwaarden een fiscale eenheid mogelijk is tussen (i) in Nederland gevestigde zustermaatschappijen die een gemeenschappelijke, in het buitenland gevestigde moedermaatschappij hebben en (ii) een in Nederland gevestigde grootmoeder- en kleindochtermaatschappijen, terwijl de aandelen in de kleindochter(s) worden gehouden door één of meer in het buitenland gevestigde tussenhoudstermaatschappijen (ook wel “Papillon fiscale eenheden” genoemd). De auteurs plaatsen een aantal met name praktisch getinte kanttekeningen bij de reikwijdte en mogelijke gevolgen van het besluit. Ingegaan wordt onder andere op de eisen die worden gesteld aan de in het buitenland gevestigde top- en tussenmaatschappij, mogelijke varianten van “Papillon fiscale eenheden”, aspecten die bepalen welke zustermaatschappij het beste als moedermaatschappij van de fiscale eenheid kan worden aangewezen, fiscale vermogensopstellingen, het gevaar van dubbele verliesneming en de toevoeging of verdwijning van een in het buitenland gevestigde tussenmaatschappij.
Original language | Dutch |
---|---|
Article number | WFR 2015/458 |
Pages (from-to) | 458-469 |
Number of pages | 11 |
Journal | Weekblad voor Fiscaal Recht |
Volume | 2015 |
Issue number | 458 |
Publication status | Published - 31 Mar 2015 |
Keywords
- Fiscale eenheid
- Papillon