Noot bij HvJ EU, 12 september 2014, FED 2025/1 (Verlengde herzieningstermijn voor onroerende investeringsgoederen mag niet categorisch worden geweigerd voor investeringsdiensten)

Research output: Contribution to journalCase noteProfessional

Abstract

In dit arrest gaat het over de bevoegdheid van lidstaten op grond van art. 190 Btw-richtlijn om diensten die kenmerken hebben die vergelijkbaar zijn met de kenmerken die doorgaans aan investeringsgoederen worden toegeschreven voor de toepassing van de herzieningsregels als investeringsgoederen te beschouwen. België heeft van die bevoegdheid gebruikgemaakt en Nederland gaat dat met ingang van 1 januari 2026 doen. In deze annotatie ga ik achtereenvolgens in op de grenzen die het Hof van Justitie EU aan deze bevoegdheid stelt en de betekenis van dit arrest voor de voorgenomen meerjarige herziening op diensten aan onroerende zaken in Nederland. Bij dit laatste punt plaats ik ook enige kanttekeningen bij de nieuwe definitie van het begrip ‘investeringsdienst’ die losstaan van dit arrest.
Original languageDutch
Article numberFED 2025/1
Pages (from-to)3-14
Number of pages12
JournalFiscaal weekblad FED
Volume2025
Issue number1
Publication statusPublished - 16 Jan 2025

Court cases

CourtHof van Justitie EU
Date of judgement12/09/24
ECLI IDECLI:EU:C:2024:736
Case numberC-243/23

Keywords

  • herziening
  • aftrek
  • aftrek voorbelasting
  • herzieningstermijn
  • Drebersarrest
  • investeringsgoed
  • investeringsdienst
  • btw
  • omzetbelasting
  • verlengede herzieningstermijn
  • onroerend goed
  • vastgoed
  • verbouwing

Cite this