Abstract
SAMENVATTING VAN DE THESIS
Voor de hedendaagse Kerk betekent het primaatschap van de paus van Rome dat deze over de gehele Kerk de volledige, hoogste en universele macht (potestas) bezit, die hij steeds vrij kan uitoefenen. De niet-geünieerde Oosterse Kerken kennen de paus van Rome ‘slechts’ de status toe van primus inter pares, een zeker ere-primaat. In het tweede millennium heeft de Romeinse primaatsdoctrine grote ontwikkelingen doorgemaakt. Vooral het pontificaat van paus Innocentius III (1198-1216) wordt gezien als de periode waarin de doctrine over het pausschap tot volle ontplooiing is gekomen. De primaatsdoctrine, zoals Innocentius deze voorstond en vorm gegeven heeft, komt in dit onderzoek naar voren aan de hand van zijn (voor deze thematiek relevante) preken en van zijn correspondentie met de Griekse keizers en patriarch. Voor deze correspondentie is gekozen, omdat de focus van deze studie ligt op de presentatie en de toepassing van zijn primaatsdoctrine in de context van de vierde kruistocht, het Latijnse keizerrijk en het Latijnse patriarchaat te Constantinopel. In deze context wordt de vraag gesteld naar de sleutelbegrippen van de primaatsvisie, alsmede naar de onderbouwing en de toepassing hiervan. Het primaire sleutelbegrip van de primaatsdoctrine is de volheid van de macht (plenitudo potestatis), waaraan de volgende deelbegrippen zijn gerelateerd: de volheid van de zorg (plenitudo sollicitudinis) van de paus voor alle Kerken; de omvang van het tijdelijke (latitudo temporalis) dat hem toekomt en de gedeelde zorg (pars sollicitudinis) van anderen binnen en voor de Kerk. Bepalend bij deze begripsbepalingen zijn: de Schriftuurlijke positie van Petrus, de overdracht van zijn volmachten aan zijn opvolgers en de relatie tussen Petrus en de andere apostelen.
In de preken komt naar voren dat Innocentius de volheid van de macht consequent herleidt tot de unieke positie van Petrus als zijnde het hoofd (caput) van de Kerk, waarbij de Kerk ‘als bruid’ aan de paus ‘als bruidegom’ de plenitudo potestatis en de latitudo temporalis aanreikt. De overdracht van de Petrinische volmacht aan de opvolgers koppelt hij zowel aan Petrus als aan de constatering dat het primaat van de Apostolische Stoel door Christus werd ingesteld. De dubbele sleutelmacht van leergezag (magisterium) en autoriteit (jurisdictio) is gerelateerd aan de zorg van de bisschoppen, maar daarvan op geen enkele wijze afhankelijk. In de correspondentie met de Grieken heeft Innocentius het primaat van de Apostolische Stoel boven de andere Kerken beklemtoond. Hij stond op de terugkeer van de Griekse Kerk naar de Kerk van Rome (beschreven in de metafoor van moeder-dochter) door een acte van geloofsgehoorzaamheid in de persoon van de patriarch en de keizer.
De context van de vierde kruistocht kent drie stadia: de oproepen en de prediking, de verovering van de stad Zara en de eerste verovering van de stad Constantinopel. In het eerste stadium van voorbereiding lag de nadruk op de volheid van de jurisdictionele macht van de paus, hetgeen naar voren kwam in het verlenen van een volledige kruistocht-aflaat. Vanuit het besef van zijn apostolische autoriteit wees Innocentius op de morele verplichting om zijn oproep te beantwoorden. Het tweede stadium betrof de verovering van Zara door de kruisvaarders. Zowel de opgelegde excommunicatie, welke inwerking trad bij het begaan van een delict (excommunicatio latae sententiae), als de absolutie ervan (aan de paus voorbehouden) mag gezien worden als een prominente uiting van de pauselijke autoriteit en van zijn pastorale bezorgdheid. Met de eerste verovering van Constantinopel brak het laatste stadium van de vierde kruistocht aan. Zowel de verovering van Zara als van Constantinopel geven aan hoe de kruisvaarders bezweken zijn onder politieke druk, maar ook dat de pauselijke macht in (de omvang van) het tijdelijke (latitudo temporalis) aan haar grenzen kwam. Niettemin heeft Innocentius de Griekse patriarch en de Griekse keizer Alexius IV opnieuw aangespoord om het primaat van de Apostolische Stoel te erkennen en de Kerk van Rome te eren.
De tweede verovering van Constantinopel werd de opmaat naar de oprichting van het Latijnse keizerrijk en de keuze van een Latijnse keizer van Constantinopel. De kruisvaarders werden scherp veroordeeld om hun geweld tegen medechristenen en het zich meester maken van kerkelijke bezittingen. Ook al stond Innocentius nu aan het hoofd van de christenheid (christianitas), hij erkende de eigenheid van de wereldlijke macht en hij zag tegelijkertijd zijn eigen tijdelijke macht bevestigd (latitudo temporalis).
Pertinent weigerde hij om de seculiere verdragen van de kruisvaarders, die de verdeling van kerkelijk bezit betroffen, te confirmeren. Het zou ingaan tegen de door hen afgelegde eed en de rechten van de Griekse keizer, waarvoor Innocentius zich verantwoordelijk wist. Met deze weigering accentueerde hij de macht van de Apostolische Stoel; vanuit de volheid van de zorg kwam hij op voor de Griekse Kerk.
De overdracht van het keizerrijk (translatio imperii) die had plaats gevonden, zag hij als tot verheffing van de Apostolische Stoel en de Kerk van Rome. Cruciaal was dat hierdoor de overdracht van het priesterambt (bisschopsambt) van de Griekse Kerk mogelijk werd gemaakt, dat wil zeggen, dat daarmee het bisschopsambt in de Griekse Kerk kwam te staan onder de volheid van de macht van de paus. Anders dan Innocentius wenste, blokkeerde het Latijnse keizerrijk de voortzetting van de vierde kruistocht. Voor Innocentius was in het perspectief van kerkelijke eenheid de Apostolische Stoel hoofd en leermeesteres van de gehele christenheid, terwijl de Latijnse keizers zorg dienden te dragen voor de bescherming en de ondersteuning van de Kerk.
De Latijnse patriarch, die aan het hoofd stond van de Kerk van Constantinopel, werd door Innocentius opgeroepen tot een eed van gehoorzaamheid aan de Apostolische Stoel. Als uiting van de pauselijke zorg voor alle Kerken (plenitudo sollicitudinis) werd hem hulp aangeboden bij de uitoefening van zijn ambt. Ondanks de zelfstandigheid die de Kerk van Constantinopel was toebedacht, kon de synodale structuur van de oorspronkelijke Griekse Kerk zich niet handhaven tegenover de volheid van de macht, die door Innocentius zo sterk werd benadrukt als zijnde het fundament van de kerkelijke eenheid. In het kader van de bovengenoemde context kwam de status van de Apostolische Stoel (Sedes Apostolica) sterk naar voren. Het is aan de Apostolische Stoel in onze tijd om, samen met alle betrokkenen (in West en Oost), zowel de plenitudo potestatis (primatiaal) als de pars sollicitudinis (synodaal) tot z’n recht te laten komen
Voor de hedendaagse Kerk betekent het primaatschap van de paus van Rome dat deze over de gehele Kerk de volledige, hoogste en universele macht (potestas) bezit, die hij steeds vrij kan uitoefenen. De niet-geünieerde Oosterse Kerken kennen de paus van Rome ‘slechts’ de status toe van primus inter pares, een zeker ere-primaat. In het tweede millennium heeft de Romeinse primaatsdoctrine grote ontwikkelingen doorgemaakt. Vooral het pontificaat van paus Innocentius III (1198-1216) wordt gezien als de periode waarin de doctrine over het pausschap tot volle ontplooiing is gekomen. De primaatsdoctrine, zoals Innocentius deze voorstond en vorm gegeven heeft, komt in dit onderzoek naar voren aan de hand van zijn (voor deze thematiek relevante) preken en van zijn correspondentie met de Griekse keizers en patriarch. Voor deze correspondentie is gekozen, omdat de focus van deze studie ligt op de presentatie en de toepassing van zijn primaatsdoctrine in de context van de vierde kruistocht, het Latijnse keizerrijk en het Latijnse patriarchaat te Constantinopel. In deze context wordt de vraag gesteld naar de sleutelbegrippen van de primaatsvisie, alsmede naar de onderbouwing en de toepassing hiervan. Het primaire sleutelbegrip van de primaatsdoctrine is de volheid van de macht (plenitudo potestatis), waaraan de volgende deelbegrippen zijn gerelateerd: de volheid van de zorg (plenitudo sollicitudinis) van de paus voor alle Kerken; de omvang van het tijdelijke (latitudo temporalis) dat hem toekomt en de gedeelde zorg (pars sollicitudinis) van anderen binnen en voor de Kerk. Bepalend bij deze begripsbepalingen zijn: de Schriftuurlijke positie van Petrus, de overdracht van zijn volmachten aan zijn opvolgers en de relatie tussen Petrus en de andere apostelen.
In de preken komt naar voren dat Innocentius de volheid van de macht consequent herleidt tot de unieke positie van Petrus als zijnde het hoofd (caput) van de Kerk, waarbij de Kerk ‘als bruid’ aan de paus ‘als bruidegom’ de plenitudo potestatis en de latitudo temporalis aanreikt. De overdracht van de Petrinische volmacht aan de opvolgers koppelt hij zowel aan Petrus als aan de constatering dat het primaat van de Apostolische Stoel door Christus werd ingesteld. De dubbele sleutelmacht van leergezag (magisterium) en autoriteit (jurisdictio) is gerelateerd aan de zorg van de bisschoppen, maar daarvan op geen enkele wijze afhankelijk. In de correspondentie met de Grieken heeft Innocentius het primaat van de Apostolische Stoel boven de andere Kerken beklemtoond. Hij stond op de terugkeer van de Griekse Kerk naar de Kerk van Rome (beschreven in de metafoor van moeder-dochter) door een acte van geloofsgehoorzaamheid in de persoon van de patriarch en de keizer.
De context van de vierde kruistocht kent drie stadia: de oproepen en de prediking, de verovering van de stad Zara en de eerste verovering van de stad Constantinopel. In het eerste stadium van voorbereiding lag de nadruk op de volheid van de jurisdictionele macht van de paus, hetgeen naar voren kwam in het verlenen van een volledige kruistocht-aflaat. Vanuit het besef van zijn apostolische autoriteit wees Innocentius op de morele verplichting om zijn oproep te beantwoorden. Het tweede stadium betrof de verovering van Zara door de kruisvaarders. Zowel de opgelegde excommunicatie, welke inwerking trad bij het begaan van een delict (excommunicatio latae sententiae), als de absolutie ervan (aan de paus voorbehouden) mag gezien worden als een prominente uiting van de pauselijke autoriteit en van zijn pastorale bezorgdheid. Met de eerste verovering van Constantinopel brak het laatste stadium van de vierde kruistocht aan. Zowel de verovering van Zara als van Constantinopel geven aan hoe de kruisvaarders bezweken zijn onder politieke druk, maar ook dat de pauselijke macht in (de omvang van) het tijdelijke (latitudo temporalis) aan haar grenzen kwam. Niettemin heeft Innocentius de Griekse patriarch en de Griekse keizer Alexius IV opnieuw aangespoord om het primaat van de Apostolische Stoel te erkennen en de Kerk van Rome te eren.
De tweede verovering van Constantinopel werd de opmaat naar de oprichting van het Latijnse keizerrijk en de keuze van een Latijnse keizer van Constantinopel. De kruisvaarders werden scherp veroordeeld om hun geweld tegen medechristenen en het zich meester maken van kerkelijke bezittingen. Ook al stond Innocentius nu aan het hoofd van de christenheid (christianitas), hij erkende de eigenheid van de wereldlijke macht en hij zag tegelijkertijd zijn eigen tijdelijke macht bevestigd (latitudo temporalis).
Pertinent weigerde hij om de seculiere verdragen van de kruisvaarders, die de verdeling van kerkelijk bezit betroffen, te confirmeren. Het zou ingaan tegen de door hen afgelegde eed en de rechten van de Griekse keizer, waarvoor Innocentius zich verantwoordelijk wist. Met deze weigering accentueerde hij de macht van de Apostolische Stoel; vanuit de volheid van de zorg kwam hij op voor de Griekse Kerk.
De overdracht van het keizerrijk (translatio imperii) die had plaats gevonden, zag hij als tot verheffing van de Apostolische Stoel en de Kerk van Rome. Cruciaal was dat hierdoor de overdracht van het priesterambt (bisschopsambt) van de Griekse Kerk mogelijk werd gemaakt, dat wil zeggen, dat daarmee het bisschopsambt in de Griekse Kerk kwam te staan onder de volheid van de macht van de paus. Anders dan Innocentius wenste, blokkeerde het Latijnse keizerrijk de voortzetting van de vierde kruistocht. Voor Innocentius was in het perspectief van kerkelijke eenheid de Apostolische Stoel hoofd en leermeesteres van de gehele christenheid, terwijl de Latijnse keizers zorg dienden te dragen voor de bescherming en de ondersteuning van de Kerk.
De Latijnse patriarch, die aan het hoofd stond van de Kerk van Constantinopel, werd door Innocentius opgeroepen tot een eed van gehoorzaamheid aan de Apostolische Stoel. Als uiting van de pauselijke zorg voor alle Kerken (plenitudo sollicitudinis) werd hem hulp aangeboden bij de uitoefening van zijn ambt. Ondanks de zelfstandigheid die de Kerk van Constantinopel was toebedacht, kon de synodale structuur van de oorspronkelijke Griekse Kerk zich niet handhaven tegenover de volheid van de macht, die door Innocentius zo sterk werd benadrukt als zijnde het fundament van de kerkelijke eenheid. In het kader van de bovengenoemde context kwam de status van de Apostolische Stoel (Sedes Apostolica) sterk naar voren. Het is aan de Apostolische Stoel in onze tijd om, samen met alle betrokkenen (in West en Oost), zowel de plenitudo potestatis (primatiaal) als de pars sollicitudinis (synodaal) tot z’n recht te laten komen
Original language | Dutch |
---|---|
Qualification | Doctor of Philosophy |
Awarding Institution |
|
Supervisors/Advisors |
|
Award date | 24 Mar 2021 |
Place of Publication | Utrecht |
Publisher | |
Print ISBNs | 9789463013369 |
DOIs | |
Publication status | Published - 2021 |