Abstract
Overheidscommunicatie biedt burgers een belangrijke inkijk in wat de overheid zoal van plan is, waar zij de publieke middelen aan besteedt en welke resultaten zij behaalt. Maar mag de overheid die communicatiebevoegdheid ook inzetten om burgers te vertellen hoe zij moeten stemmen tijdens verkiezingen of referenda? Of om een minister eens flink in het zonnetje te zetten in de hoop dat dat stemmen oplevert bij de volgende verkiezingen? Kortom: mag de overheid door middel van communicatie proberen burgers een bepaalde politieke visie op te dringen?
In Nederland is er geen passend antwoord op dit soort vragen. Het is niet duidelijk wanneer de overheid ‘te veel’ aan politieke beïnvloeding doet en wat de grenzen zijn aan politieke overheidscommunicatie. Dat heeft er al meerdere keren voor gezorgd dat overheidsorganen publieke middelen hebben ingezet om daarmee politiek gewin te behalen. Voorbeelden zijn onder meer de ‘ja-campagne’ in de aanloop naar het referendum over de Europese Grondwet in 2005, waar de regering ruim zes miljoen euro aan besteedde, en de glossy Gerda waarin van belastinggeld een CDA-minister in het zonnetje werd gezet terwijl de verkiezingen voor de deur stonden.
In dit onderzoek ontwikkel ik een juridisch toetsingskader aan de hand waarvan voorlichters, bestuurders, volksvertegenwoordigers en rechters de toelaatbaarheid van overheidscommunicatie kunnen beoordelen. Inspiratie voor dat toetsingskader komt uit rechtspraak uit Ierland en Duitsland. In die landen heeft de rechter overheidscommunicatie al meerdere keren in strijd met de Grondwet verklaard. Sommige juridische argumenten die de rechters in die landen gebruikten voor hun oordeel bleken ook in Nederland bruikbaar te zijn.
Op basis van het toetsingskader dat in dit onderzoek is ontwikkeld, kunnen we concluderen dat een aantal overheidscampagnes, waaronder die in de aanloop naar het referendum over de Europese Grondwet, onconstitutioneel en daarmee onrechtmatig waren. Het parlement had de regering in 2005 terug moeten fluiten, maar deed dat niet omdat de meerderheid in het parlement óók voor het EU-verdrag was. Omdat van het parlement niet altijd een gedegen beoordeling van politieke overheidscommunicatie kan worden verwacht, pleit ik ervoor de toetsing van overheidscommunicatie in Nederland (naar het voorbeeld uit Ierland en Duitsland) bij een onafhankelijke rechter neer te leggen.
In Nederland is er geen passend antwoord op dit soort vragen. Het is niet duidelijk wanneer de overheid ‘te veel’ aan politieke beïnvloeding doet en wat de grenzen zijn aan politieke overheidscommunicatie. Dat heeft er al meerdere keren voor gezorgd dat overheidsorganen publieke middelen hebben ingezet om daarmee politiek gewin te behalen. Voorbeelden zijn onder meer de ‘ja-campagne’ in de aanloop naar het referendum over de Europese Grondwet in 2005, waar de regering ruim zes miljoen euro aan besteedde, en de glossy Gerda waarin van belastinggeld een CDA-minister in het zonnetje werd gezet terwijl de verkiezingen voor de deur stonden.
In dit onderzoek ontwikkel ik een juridisch toetsingskader aan de hand waarvan voorlichters, bestuurders, volksvertegenwoordigers en rechters de toelaatbaarheid van overheidscommunicatie kunnen beoordelen. Inspiratie voor dat toetsingskader komt uit rechtspraak uit Ierland en Duitsland. In die landen heeft de rechter overheidscommunicatie al meerdere keren in strijd met de Grondwet verklaard. Sommige juridische argumenten die de rechters in die landen gebruikten voor hun oordeel bleken ook in Nederland bruikbaar te zijn.
Op basis van het toetsingskader dat in dit onderzoek is ontwikkeld, kunnen we concluderen dat een aantal overheidscampagnes, waaronder die in de aanloop naar het referendum over de Europese Grondwet, onconstitutioneel en daarmee onrechtmatig waren. Het parlement had de regering in 2005 terug moeten fluiten, maar deed dat niet omdat de meerderheid in het parlement óók voor het EU-verdrag was. Omdat van het parlement niet altijd een gedegen beoordeling van politieke overheidscommunicatie kan worden verwacht, pleit ik ervoor de toetsing van overheidscommunicatie in Nederland (naar het voorbeeld uit Ierland en Duitsland) bij een onafhankelijke rechter neer te leggen.
Original language | Dutch |
---|---|
Awarding Institution |
|
Supervisors/Advisors |
|
Award date | 14 Dec 2022 |
Publisher | |
Print ISBNs | 978-94-6212-751-7 |
Electronic ISBNs | 978-94-0011-214-8 |
Publication status | Published - 14 Dec 2022 |