Abstract
Publiekssamenvatting
‘Prevalentie, herstelpatronen en risicofacoren van niet-fatale uitkomsten na een trauma’
Wereldwijd vormen ongevallen, ook wel trauma’s genoemd, een groot probleem voor de volksgezondheid. De toedracht van een trauma kan heel divers zijn, zoals een verkeersongeval, verdrinking, valpartij of een geweldsincident. Een trauma kan variëren van een lichte verwonding in één lichaamsregio tot meerdere ernstige verwondingen in verschillende lichaamsregio’s. Jaarlijks worden er in Nederland ruim 80.000 traumapatiënten in een ziekenhuis opgenomen. De medische en ziekteverzuimkosten van deze patiënten bedragen jaarlijks 3,5 miljard euro. In Nederland komt ca. 2% van alle opgenomen traumapatiënten te overlijden, 98% van de patiënten overleeft dus het trauma. Een deel van deze patiënten krijgt te maken met fysieke en/of psychologische problemen ten gevolge van het trauma, die blijvend van aard kunnen zijn. In dit proefschrift worden de prevalentie, herstelpatronen en risicofactoren van niet-fatale uitkomsten na een trauma onderzocht.
De Brabant Injury Outcome Surveillance (BIOS) is een grote cohortstudie naar niet-fatale uitkomsten na een trauma. Aan de BIOS studie doen 4.883 volwassen traumapatiënten mee die opgenomen zijn in één van de Noord-Brabantse ziekenhuizen. In deze studie is onderzocht hoe het herstel na een trauma verloopt en welke patiënten een verhoogd risico hebben op een verminderd functioneren na een trauma. Gegevens zijn verzameld 1 week, 1, 3, 6, 12 en 24 maanden na het trauma door middel van zelfgerapporteerde vragenlijsten en telefonische interviews. Kort na het trauma was er een grote afname te zien in de gezondheidstoestand van de deelnemers. De grootste verbetering van de zelfgerapporteerde gezondheidstoestand trad op in de eerste 3 maanden na het trauma. Twee jaar na het trauma rapporteerden patiënten gemiddeld gezien een lagere gezondheidstoestand dan vóór het trauma. Een deel van de patiënten rapporteerde symptomen van een angststoornis, depressie of posttraumatische stress (respectievelijk 10.2%, 12.3% en 13.5% 1 week na het trauma). Deze psychologische symptomen lieten slechts een geringe afname zien naarmate de tijd verstreek: 2 jaar na het trauma had respectievelijk 7.8%, 6.8% en 11.0% last van symptomen van een angststoornis, depressie of posttraumatische stress. In de BIOS studie bleken de volgende factoren een risicofactor te zijn voor een lagere zelfgerapporteerde gezondheidstoestand na het trauma: hogere leeftijd, aanwezigheid van één of meerdere gezondheidsaandoeningen voorafgaand aan het trauma (zoals hart- en vaatziekten), langere ziekenhuisopname, een botbreuk in het bekken/been of een letsel van de wervelkolom/dwarslaesie.
Naast de BIOS studie onderzochten we in dit proefschrift ook welke Kwaliteit van Leven (KvL) veranderingen er na een trauma worden ervaren. Middels groepsdiscussies werd aan 20 traumapatiënten gevraagd welke invoed het trauma had op hun ervaren KvL. In de eerste maanden na het trauma overheersten fysieke beperkingen, pijn en angst. Patiënten wilden het liefst zoveel mogelijk onafhankelijk zijn van anderen. Later ondervonden patiënten problemen met de acceptatie van de blijvende gevolgen van het trauma. Het gevoel dat patiënten controle over hun eigen situatie hadden, hun eigen verwachtingen ten aanzien van het herstel en het hebben van een sociaal netwerk waren allen gerelateerd aan KvL. Vrijwel alle deelnemers gaven echter aan dat nazorg voor traumapatiënten verbeterd moet worden.
Met dit proefschrift tonen we aan dat een trauma een grote impact kan hebben op het leven van patiënten. We raden zorgverleners aan om hun patiënten en diens familieleden beter te informeren over de mogelijke gevolgen van een trauma. Bij ontslag uit het ziekenhuis is het wenselijk patiënten beter te informeren over de mate van het herstel, de verwachte hersteltijd en de psychologische problemen die zich voor kunnen doen. Zorgcoördinatie (bijvoorbeeld door het aanstellen van een casemanager) en de uitbreiding van de standaard nazorg zijn mogelijk effectieve middelen om patiënten met een verhoogd risico op een lagere gezondheidstoestand na een trauma beter te kunnen identificeren en te begeleiden. Het overgrote merendeel van de Nederlandse traumapatiënten is 65 jaar of ouder. Wanneer ouderen het trauma overleven, laat dit proefschrift zien dat dit vaak grote gevolgen heeft voor hun gezondheidstoestand. Om de niet-fatale uitkomsten na een trauma bij ouderen verder te verbeteren, is een nauwe samenwerking tussen gezondheidsdiensten en sociale diensten wenselijk.
‘Prevalentie, herstelpatronen en risicofacoren van niet-fatale uitkomsten na een trauma’
Wereldwijd vormen ongevallen, ook wel trauma’s genoemd, een groot probleem voor de volksgezondheid. De toedracht van een trauma kan heel divers zijn, zoals een verkeersongeval, verdrinking, valpartij of een geweldsincident. Een trauma kan variëren van een lichte verwonding in één lichaamsregio tot meerdere ernstige verwondingen in verschillende lichaamsregio’s. Jaarlijks worden er in Nederland ruim 80.000 traumapatiënten in een ziekenhuis opgenomen. De medische en ziekteverzuimkosten van deze patiënten bedragen jaarlijks 3,5 miljard euro. In Nederland komt ca. 2% van alle opgenomen traumapatiënten te overlijden, 98% van de patiënten overleeft dus het trauma. Een deel van deze patiënten krijgt te maken met fysieke en/of psychologische problemen ten gevolge van het trauma, die blijvend van aard kunnen zijn. In dit proefschrift worden de prevalentie, herstelpatronen en risicofactoren van niet-fatale uitkomsten na een trauma onderzocht.
De Brabant Injury Outcome Surveillance (BIOS) is een grote cohortstudie naar niet-fatale uitkomsten na een trauma. Aan de BIOS studie doen 4.883 volwassen traumapatiënten mee die opgenomen zijn in één van de Noord-Brabantse ziekenhuizen. In deze studie is onderzocht hoe het herstel na een trauma verloopt en welke patiënten een verhoogd risico hebben op een verminderd functioneren na een trauma. Gegevens zijn verzameld 1 week, 1, 3, 6, 12 en 24 maanden na het trauma door middel van zelfgerapporteerde vragenlijsten en telefonische interviews. Kort na het trauma was er een grote afname te zien in de gezondheidstoestand van de deelnemers. De grootste verbetering van de zelfgerapporteerde gezondheidstoestand trad op in de eerste 3 maanden na het trauma. Twee jaar na het trauma rapporteerden patiënten gemiddeld gezien een lagere gezondheidstoestand dan vóór het trauma. Een deel van de patiënten rapporteerde symptomen van een angststoornis, depressie of posttraumatische stress (respectievelijk 10.2%, 12.3% en 13.5% 1 week na het trauma). Deze psychologische symptomen lieten slechts een geringe afname zien naarmate de tijd verstreek: 2 jaar na het trauma had respectievelijk 7.8%, 6.8% en 11.0% last van symptomen van een angststoornis, depressie of posttraumatische stress. In de BIOS studie bleken de volgende factoren een risicofactor te zijn voor een lagere zelfgerapporteerde gezondheidstoestand na het trauma: hogere leeftijd, aanwezigheid van één of meerdere gezondheidsaandoeningen voorafgaand aan het trauma (zoals hart- en vaatziekten), langere ziekenhuisopname, een botbreuk in het bekken/been of een letsel van de wervelkolom/dwarslaesie.
Naast de BIOS studie onderzochten we in dit proefschrift ook welke Kwaliteit van Leven (KvL) veranderingen er na een trauma worden ervaren. Middels groepsdiscussies werd aan 20 traumapatiënten gevraagd welke invoed het trauma had op hun ervaren KvL. In de eerste maanden na het trauma overheersten fysieke beperkingen, pijn en angst. Patiënten wilden het liefst zoveel mogelijk onafhankelijk zijn van anderen. Later ondervonden patiënten problemen met de acceptatie van de blijvende gevolgen van het trauma. Het gevoel dat patiënten controle over hun eigen situatie hadden, hun eigen verwachtingen ten aanzien van het herstel en het hebben van een sociaal netwerk waren allen gerelateerd aan KvL. Vrijwel alle deelnemers gaven echter aan dat nazorg voor traumapatiënten verbeterd moet worden.
Met dit proefschrift tonen we aan dat een trauma een grote impact kan hebben op het leven van patiënten. We raden zorgverleners aan om hun patiënten en diens familieleden beter te informeren over de mogelijke gevolgen van een trauma. Bij ontslag uit het ziekenhuis is het wenselijk patiënten beter te informeren over de mate van het herstel, de verwachte hersteltijd en de psychologische problemen die zich voor kunnen doen. Zorgcoördinatie (bijvoorbeeld door het aanstellen van een casemanager) en de uitbreiding van de standaard nazorg zijn mogelijk effectieve middelen om patiënten met een verhoogd risico op een lagere gezondheidstoestand na een trauma beter te kunnen identificeren en te begeleiden. Het overgrote merendeel van de Nederlandse traumapatiënten is 65 jaar of ouder. Wanneer ouderen het trauma overleven, laat dit proefschrift zien dat dit vaak grote gevolgen heeft voor hun gezondheidstoestand. Om de niet-fatale uitkomsten na een trauma bij ouderen verder te verbeteren, is een nauwe samenwerking tussen gezondheidsdiensten en sociale diensten wenselijk.
Original language | English |
---|---|
Qualification | Doctor of Philosophy |
Supervisors/Advisors |
|
Award date | 17 Jan 2020 |
Place of Publication | s.l. |
Publisher | |
Print ISBNs | 978-94-6375-565-8 |
Publication status | Published - 2020 |