Abstract
Psalmteksten zijn, zoals alle (Bijbel)teksten, vormen van communicatie: de communicatie die bestaat tussen zender en ontvanger; of anders gezegd: de tekstuele communicatie die tussen auteur en lezer plaatsvindt. De tekstuele communicatie tussen de auteur, de tekst en de lezer is in de Bijbelwetenschappen nog onvoldoende onderzocht. Er bestaat in de literatuur echter geen consensus over de (communicatieve) functie van de psalmen, ondanks de veronderstelde Sitz im Leben van deze teksten. Hoe psalmen communicatief in elkaar zitten, zowel buiten als in de tekst, is een nog open vraag. In deze dissertatie beoog ik de communicatie in Ps 120-124 - de eerste vijf psalmen van de Ps 120-134-groep - te onderzoeken. Daarbij wil ik niet alleen weten hoe deze psalmteksten syntactisch en semantisch in elkaar zitten, maar juist ook hoe zij communicatief functioneren en wat zij met de tekst-immanente lezer doen.
Het gaat om vragen als: hoeveel personages zijn in Ps 120-124 communicatief actief? Wat gebeurt er met de communicatie tussen auteur, tekst en lezer in het algemeen? En wat gebeurt er met de positie van de tekst-immanente lezer, wanneer men deze psalmen niet alleen afzonderlijk leest, maar ook op elkaar volgend, als een groep van psalmen? Blijft die communicatie dan hetzelfde, of gaat er het een en ander verschuiven en veranderen?
Om deze vragen te kunnen beantwoorden, heb ik van een relatief nieuwe exegetische methode gebruik gemaakt, namelijk de communicatie-georiënteerde exegese. Deze methode maakt een onderscheid tussen de communicatie in de tekst en buiten de tekst. We beginnen daarbij steeds met de tekstuele wereld - dat wil zeggen: met de tekst, want dat is wat we hebben - en redeneren van daaruit naar de reële wereld buiten de tekst. Om dit te kunnen doen, moeten we eerst de tekstuele relaties - dat wil zeggen: de communicatie tussen de tekstuele zender en de tekstuele ontvanger - in kaart brengen en duiden. Hiervoor moeten we de volgende stappen nemen: syntaxis, semantiek en pragmatiek. Na deze drie stappen volgt nog een vierde stap. Hierin wordt een relatie gelegd tussen de tekstuele wereld en buitentekstuele wereld.
Na een communicatie-georiënteerde analyse van Ps 120-124, concludeer ik dat de positie en de ontwikkeling van de tekst-immanente lezer in deze vijf psalmen flexibel en veranderlijk zijn. Na iedere afzonderlijke psalm kunnen de positie en de ontwikkeling van de tekst-immanente lezer veranderen, ook wanneer deze wel/niet op elkaar volgend worden gelezen, en wel/niet op de bij deze vijf psalmen behorende opschriften - die een verandering aanduiden die wel/niet binnen de psalmtekst geschiedt - zijn gebaseerd. Zo moet de tekst-immanente lezer in Ps 121 de vraag beantwoorden of de eerste ik-persoon (Ps 121:1) gereageerd heeft op de reactie van de tweede ik-persoon (Ps 121:2-8). In de afzonderlijke Ps 121 wordt het antwoord op deze vraag niet binnen de tekst gegeven. Maar wanneer de tekst voorbij is, en wij Ps 120-124 op elkaar volgend lezen, dan treffen wij dit antwoord wel aan in de direct daaropvolgende Ps 122.
Deze conclusie roept ook een paar vragen op, zoals: welk antwoord geeft de communicatie-georiënteerde exegese op de vraag naar de positie en de ontwikkeling van de tekst-immanente lezer in de direct daaropvolgende psalmen 125-134? Vormt Ps 120-124 daadwerkelijk een afgerond geheel, of moet deze met een of meerdere direct daaropvolgende psalmen - te beginnen met Ps 125 - worden aangevuld? Gelden de gevolgtrekkingen inzake de psalmtitels van Ps 120-124 ook voor de opschriften van de direct daaropvolgende psalmen 125-134 of hebben zij daar veeleer een andere betekenis? Een vervolgonderzoek naar Ps 125-134 zou hierover meer uitsluitsel kunnen geven.
Het gaat om vragen als: hoeveel personages zijn in Ps 120-124 communicatief actief? Wat gebeurt er met de communicatie tussen auteur, tekst en lezer in het algemeen? En wat gebeurt er met de positie van de tekst-immanente lezer, wanneer men deze psalmen niet alleen afzonderlijk leest, maar ook op elkaar volgend, als een groep van psalmen? Blijft die communicatie dan hetzelfde, of gaat er het een en ander verschuiven en veranderen?
Om deze vragen te kunnen beantwoorden, heb ik van een relatief nieuwe exegetische methode gebruik gemaakt, namelijk de communicatie-georiënteerde exegese. Deze methode maakt een onderscheid tussen de communicatie in de tekst en buiten de tekst. We beginnen daarbij steeds met de tekstuele wereld - dat wil zeggen: met de tekst, want dat is wat we hebben - en redeneren van daaruit naar de reële wereld buiten de tekst. Om dit te kunnen doen, moeten we eerst de tekstuele relaties - dat wil zeggen: de communicatie tussen de tekstuele zender en de tekstuele ontvanger - in kaart brengen en duiden. Hiervoor moeten we de volgende stappen nemen: syntaxis, semantiek en pragmatiek. Na deze drie stappen volgt nog een vierde stap. Hierin wordt een relatie gelegd tussen de tekstuele wereld en buitentekstuele wereld.
Na een communicatie-georiënteerde analyse van Ps 120-124, concludeer ik dat de positie en de ontwikkeling van de tekst-immanente lezer in deze vijf psalmen flexibel en veranderlijk zijn. Na iedere afzonderlijke psalm kunnen de positie en de ontwikkeling van de tekst-immanente lezer veranderen, ook wanneer deze wel/niet op elkaar volgend worden gelezen, en wel/niet op de bij deze vijf psalmen behorende opschriften - die een verandering aanduiden die wel/niet binnen de psalmtekst geschiedt - zijn gebaseerd. Zo moet de tekst-immanente lezer in Ps 121 de vraag beantwoorden of de eerste ik-persoon (Ps 121:1) gereageerd heeft op de reactie van de tweede ik-persoon (Ps 121:2-8). In de afzonderlijke Ps 121 wordt het antwoord op deze vraag niet binnen de tekst gegeven. Maar wanneer de tekst voorbij is, en wij Ps 120-124 op elkaar volgend lezen, dan treffen wij dit antwoord wel aan in de direct daaropvolgende Ps 122.
Deze conclusie roept ook een paar vragen op, zoals: welk antwoord geeft de communicatie-georiënteerde exegese op de vraag naar de positie en de ontwikkeling van de tekst-immanente lezer in de direct daaropvolgende psalmen 125-134? Vormt Ps 120-124 daadwerkelijk een afgerond geheel, of moet deze met een of meerdere direct daaropvolgende psalmen - te beginnen met Ps 125 - worden aangevuld? Gelden de gevolgtrekkingen inzake de psalmtitels van Ps 120-124 ook voor de opschriften van de direct daaropvolgende psalmen 125-134 of hebben zij daar veeleer een andere betekenis? Een vervolgonderzoek naar Ps 125-134 zou hierover meer uitsluitsel kunnen geven.
Original language | Dutch |
---|---|
Qualification | Doctor of Philosophy |
Awarding Institution |
|
Supervisors/Advisors |
|
Award date | 27 Oct 2023 |
Place of Publication | Enschede |
Publisher | |
DOIs | |
Publication status | Published - 27 Oct 2023 |