Abstract
Met de arresten van oktober 2014 over het verbod tot dragen van een hoofddoek bij leerlingen uit het GO! neemt de Raad van State (RVS) voor de eerste maal een inhoudelijk standpunt in. Uitgangspunt daarbij is het EVRM dat stelt dat er wel vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst is, maar dat er daaraan ook een aantal beperkingsvoorwaarden vastzitten. De RVS steunt zich op het EVRM om te stellen dat inperking op de vrije godsdienstbeleving (i.c. een verbod op hoofddoeken) kan gemaakt worden om weerstand te bieden tegen ongeoorloofde sociale druk of tegen een verstoring van de openbare orde. Dit heeft tot gevolg dat elk geval apart moet beoordeeld worden en dat in welbepaalde gevallen een verbod op hoofddoeken toegelaten is. De RVS volgt daarmee het voorbeeld van de Franse rechtspraak en adviespraktijk.
In dit artikel wordt dieper ingegaan op dit debat. Vertrekkend vanuit een overzicht van de Belgische rechtspraak wordt de Franse aanpak geanalyseerd, samen met de haalbaarheid van het beoordelen van geval per geval. Vervolgens wordt een model van exclusieve neutraliteit (individuele vrijheid is minder belangrijk) en inclusieve neutraliteit (individuele vrijheid is zeer belangrijk) geïntroduceerd. Voor de auteurs is vooral de voorrangsregel tussen deze twee soorten neutraliteit belangrijk, in die zin dat ze kiezen voor inclusieve neutraliteit, waarbij beroep kan gedaan worden op exclusieve neutraliteit als laatste mogelijkheid. Het verbieden van religieuze tekens zou dan wel mogelijk zijn, maar alleen in uiterste gevallen. Het artikel wordt afgesloten met een bespreking van de situatie na oktober 2014.
In dit artikel wordt dieper ingegaan op dit debat. Vertrekkend vanuit een overzicht van de Belgische rechtspraak wordt de Franse aanpak geanalyseerd, samen met de haalbaarheid van het beoordelen van geval per geval. Vervolgens wordt een model van exclusieve neutraliteit (individuele vrijheid is minder belangrijk) en inclusieve neutraliteit (individuele vrijheid is zeer belangrijk) geïntroduceerd. Voor de auteurs is vooral de voorrangsregel tussen deze twee soorten neutraliteit belangrijk, in die zin dat ze kiezen voor inclusieve neutraliteit, waarbij beroep kan gedaan worden op exclusieve neutraliteit als laatste mogelijkheid. Het verbieden van religieuze tekens zou dan wel mogelijk zijn, maar alleen in uiterste gevallen. Het artikel wordt afgesloten met een bespreking van de situatie na oktober 2014.
Original language | Dutch |
---|---|
Pages (from-to) | 8-11 |
Journal | Tijdschrift voor Onderwijsrecht en Onderwijsbeleid |
Volume | 2014 |
Issue number | 5 |
Publication status | Published - 2014 |