Abstract
PUBLIEKSSAMENVATTING
Van het proefschrift getiteld ‘Taking charge: The role of autonomy in anxiety and effectiveness of autonomy enhancing treatment’ van Laura E. Kunst, te lezen via
tinyurl.com/DissertationLauraKunst
In Nederland ontwikkelt ongeveer één op de vijf mensen (19.6%) tijdens hun leven een angststoornis. De meest bekende behandeling voor angststoornissen heet ‘cognitieve gedragstherapie’ (CGT). CGT is effectief, maar er is ook ruimte voor verbetering. Zo herstelt slechts 51% van de cliënten na de behandeling volledig van hun angststoornis. Sommige cliënten vermijden CGT, omdat zij daarin aan hun angsten worden blootgesteld. CGT is bovendien de enige wetenschappelijk onderbouwde behandeling voor angststoornissen die momenteel wordt aanbevolen in de richtlijnen. Voor cliënten die niet voldoende zijn opgeknapt na CGT of die CGT vermijden, vormt dit een probleem. Dit promotieonderzoek richtte zich daarom op een andere therapie: autonomieversterkende therapie.
Autonomie is het vermogen om je eigen behoeften, wensen en meningen te voelen, te uiten, en af te stemmen met de mensen om je heen. Autonomie bestaat uit drie onderdelen: zelfbewustzijn, gevoeligheid voor anderen, en vermogen om nieuwe situaties te hanteren. Uit een literatuurstudie die wij uitvoerden binnen het promotieonderzoek bleek dat mensen met angstklachten meer problemen hebben op het gebied van autonomie. Zij vinden het moeilijk om te handelen naar wat zij willen en nodig hebben, delen hun persoonlijke mening minder snel en geven hun grenzen minder vaak aan. Het komt ook voor dat angstige mensen zich afhankelijk opstellen of vrijwillig vervelende klussen doen voor anderen. Het is op dit moment nog onduidelijk of utonomieproblemen angstklachten veroorzaken, of andersom.
Om meer inzicht te krijgen in het verband tussen autonomie en angstklachten, toetsten wij in drie laboratoriumonderzoeken of mensen met autonomieproblemen heftiger reageren op stress dan mensen zonder autonomieproblemen. We vonden dat mensen die last hebben van een te laag ‘zelfbewustzijn’ vooral angstig werden wanneer zij zichzelf moesten presenteren. Mensen die vooral last hebben van een te hoge ‘gevoeligheid voor anderen’ werden angstig na het bekijken van een filmpje waarin iemand werd achtervolgd. Opvallend was dat mensen met autonomieproblemen geen extra baat hadden bij sociale steun tijdens het stressonderzoek. Naast de laboratorium
onderzoeken bekeken wij in een vragenlijsten studie onder 5.367 deelnemers hoe autonomie samenhangt met zelfwaardering. Mensen met forse autonomieproblemen bleken vaak last te hebben van negatieve gevoelens en gedachten over zichzelf. Ook had deze groep veel last van angsten en depressieve klachten. Opvallend was dat de negatieve zelfwaardering meestal langer dan 10 jaar aanhield. Mensen die heel autonoom waren hadden juist een positieve zelfwaardering en goede psychische gezondheid.
Omdat gezonde autonomie dus gepaard lijkt te gaan met minder angstklachten, onderzochten wij of het verbeteren van autonomie ook zorgt voor minder angstklachten. In een klinisch onderzoek onder 129 cliënten met angststoornissen uit acht behandelcentra, vergeleken wij autonomieversterkende therapie met de gouden standaard, CGT. Aanvankelijk verwachtten wij dat de behandelingen even effectief zouden zijn in het verminderen van angstklachten, maar dat autonomieversterkende therapie meer effect zou hebben op ‘bredere’ uitkomsten, zoals verbeterde autonomie en zelfwaardering. Uit de resultaten bleek dat beide behandelingen ongeveer even (kosten-)effectief waren voor angstklachten, maar ook voor de ‘bredere’ uitkomsten. Autonomieversterkende therapie was nog nooit vergeleken met CGT en kan op basis van dit onderzoek worden aanbevolen voor behandeling van angstklachten in de geestelijke
gezondheidszorg, bijvoorbeeld wanneer cliënten onvoldoende baat hadden bij CGT of CGT weigeren. Autonomieversterkende therapie biedt hiermee een waardevolle uitbreiding van het behandelaanbod voor angststoornissen.
Van het proefschrift getiteld ‘Taking charge: The role of autonomy in anxiety and effectiveness of autonomy enhancing treatment’ van Laura E. Kunst, te lezen via
tinyurl.com/DissertationLauraKunst
In Nederland ontwikkelt ongeveer één op de vijf mensen (19.6%) tijdens hun leven een angststoornis. De meest bekende behandeling voor angststoornissen heet ‘cognitieve gedragstherapie’ (CGT). CGT is effectief, maar er is ook ruimte voor verbetering. Zo herstelt slechts 51% van de cliënten na de behandeling volledig van hun angststoornis. Sommige cliënten vermijden CGT, omdat zij daarin aan hun angsten worden blootgesteld. CGT is bovendien de enige wetenschappelijk onderbouwde behandeling voor angststoornissen die momenteel wordt aanbevolen in de richtlijnen. Voor cliënten die niet voldoende zijn opgeknapt na CGT of die CGT vermijden, vormt dit een probleem. Dit promotieonderzoek richtte zich daarom op een andere therapie: autonomieversterkende therapie.
Autonomie is het vermogen om je eigen behoeften, wensen en meningen te voelen, te uiten, en af te stemmen met de mensen om je heen. Autonomie bestaat uit drie onderdelen: zelfbewustzijn, gevoeligheid voor anderen, en vermogen om nieuwe situaties te hanteren. Uit een literatuurstudie die wij uitvoerden binnen het promotieonderzoek bleek dat mensen met angstklachten meer problemen hebben op het gebied van autonomie. Zij vinden het moeilijk om te handelen naar wat zij willen en nodig hebben, delen hun persoonlijke mening minder snel en geven hun grenzen minder vaak aan. Het komt ook voor dat angstige mensen zich afhankelijk opstellen of vrijwillig vervelende klussen doen voor anderen. Het is op dit moment nog onduidelijk of utonomieproblemen angstklachten veroorzaken, of andersom.
Om meer inzicht te krijgen in het verband tussen autonomie en angstklachten, toetsten wij in drie laboratoriumonderzoeken of mensen met autonomieproblemen heftiger reageren op stress dan mensen zonder autonomieproblemen. We vonden dat mensen die last hebben van een te laag ‘zelfbewustzijn’ vooral angstig werden wanneer zij zichzelf moesten presenteren. Mensen die vooral last hebben van een te hoge ‘gevoeligheid voor anderen’ werden angstig na het bekijken van een filmpje waarin iemand werd achtervolgd. Opvallend was dat mensen met autonomieproblemen geen extra baat hadden bij sociale steun tijdens het stressonderzoek. Naast de laboratorium
onderzoeken bekeken wij in een vragenlijsten studie onder 5.367 deelnemers hoe autonomie samenhangt met zelfwaardering. Mensen met forse autonomieproblemen bleken vaak last te hebben van negatieve gevoelens en gedachten over zichzelf. Ook had deze groep veel last van angsten en depressieve klachten. Opvallend was dat de negatieve zelfwaardering meestal langer dan 10 jaar aanhield. Mensen die heel autonoom waren hadden juist een positieve zelfwaardering en goede psychische gezondheid.
Omdat gezonde autonomie dus gepaard lijkt te gaan met minder angstklachten, onderzochten wij of het verbeteren van autonomie ook zorgt voor minder angstklachten. In een klinisch onderzoek onder 129 cliënten met angststoornissen uit acht behandelcentra, vergeleken wij autonomieversterkende therapie met de gouden standaard, CGT. Aanvankelijk verwachtten wij dat de behandelingen even effectief zouden zijn in het verminderen van angstklachten, maar dat autonomieversterkende therapie meer effect zou hebben op ‘bredere’ uitkomsten, zoals verbeterde autonomie en zelfwaardering. Uit de resultaten bleek dat beide behandelingen ongeveer even (kosten-)effectief waren voor angstklachten, maar ook voor de ‘bredere’ uitkomsten. Autonomieversterkende therapie was nog nooit vergeleken met CGT en kan op basis van dit onderzoek worden aanbevolen voor behandeling van angstklachten in de geestelijke
gezondheidszorg, bijvoorbeeld wanneer cliënten onvoldoende baat hadden bij CGT of CGT weigeren. Autonomieversterkende therapie biedt hiermee een waardevolle uitbreiding van het behandelaanbod voor angststoornissen.
Original language | English |
---|---|
Qualification | Doctor of Philosophy |
Supervisors/Advisors |
|
Award date | 29 Oct 2021 |
Place of Publication | s.l. |
Publisher | |
Print ISBNs | 978-94-6416-765-8 |
Publication status | Published - 2021 |