Abstract
“The good, the bad, and the gross: Disgust sensitivity and moral judgments”
Een terugkerende uitdaging in de evolutionaire geschiedenis van de mens is het vermijden van mogelijk fatale ziekteverwekkers. De emotie walging wordt gedacht ons hierbij te helpen door ons te alarmeren als er een mogelijke ziekteverwekker in de buurt is. Mensen ervaren echter ook walging als er géén directe bedreiging voor ziekteverwekkers is. Walging is namelijk nauw verbonden met ons gevoel van moraliteit. Zo ervaren veel mensen walging door morele overtredingen (zoals pesten of stelen). Onderzoek laat tevens zien dat individuele verschillen in de gevoeligheid om walging te ervaren, ook wel walgingsgevoeligheid genoemd, geassocieerd worden met morele oordeelsvorming. Het lijkt erop dat walgingsgevoelige individuen strengere morele oordelen maken dan individuen die minder walgingsgevoelig zijn. Voor mijn promotieonderzoek heb ik onderzocht of dit inderdaad het geval is en wat hiervan de oorzaak zou kunnen zijn. Daarnaast heb ik geprobeerd meer inzicht te krijgen in walgingsgevoeligheid door te onderzoeken of er verschillen zijn in het verwerken van walgingsinformatie door individuen die hoog en laag scoren op walgingsgevoeligheid. Hieronder bespreek ik kort mijn bevindingen.
In de moraliteitsliteratuur worden morele oordelen vaak verdeeld in verschillende typen, ook wel morele domeinen genoemd. Zo zijn er bijvoorbeeld overtredingen van het domein ‘zorg dragen voor anderen’ (e.g., een ander uitlachen of slaan) of ‘eerlijkheid’ (e.g., twee mensen voor hetzelfde werk ongelijk betalen). Afhankelijk van de cultuur waarin iemand opgroeit en iemands persoonlijkheid wordt men gedacht meer of minder gevoelig te zijn voor overtredingen van deze domeinen. Walgingsgevoeligheid wordt gedacht bij te dragen aan een gevoeligheid voor overtredingen van de puurheid van het lichaam of de ziel. Euthanasie, homoseksualiteit, zelfmoord of abortus worden door sommige mensen bijvoorbeeld immoreel gevonden omdat ze vinden dat het de puurheid van het lichaam of de ziel aantast.
In Hoofdstuk 2 test ik daarom of walgingsgevoeligheid samenhangt met morele oordelen van alle domeinen of enkel met morele oordelen van het puurheidsdomein. In vijf studies, uitgevoerd met zowel Nederlandse als Amerikaanse participanten, vind ik dat walgingsgevoelige individuen, in vergelijking met minder walgingsgevoelige individuen, vooral strenger zijn als het gaat over morele oordelen die de puurheid van het lichaam of de ziel betreffen.
Maar wat zorgt ervoor dat walgingsgevoelige individuen deze puurheidsovertredingen immoreler vinden? Eén mogelijke verklaring is dat puurheidsovertredingen vaak direct refereren naar objecten die ziekteverwekkend zijn en dus walging oproepen (e.g., sex of de dood). Aangezien walgingsgevoelige mensen gevoeliger zijn voor deze tekenen van ziekteverwekkers zou dit de reden kunnen zijn dat ze een strenger moreel oordeel geven. Echter, in twee studies laat ik zien dat dit niet het geval is.
Daarom onderzoek ik vervolgens een andere mogelijke verklaring, namelijk dat moraliteitsonderzoek vaak gebruik maakt van nogal vreemde of abnormale puurheidsovertredingen. En dit kan de relatie tussen walgingsgevoeligheid en morele oordelen van puurheidsovertredingen op twee manieren kunnen verklaren. Een eerste mogelijkheid, die ik test in Hoofdstuk 3, is dat walgingsgevoelige individuen gevoeliger zijn voor elke vorm van afwijking van wat normaal is en daarom dus ook voor abnormale scenarios. In twee studies bevestig ik dat puurheidsovertredingen veel abnormaler zijn dan overtredingen van andere domeinen, maar mijn onderzoek laat ook zien dat deze abnormaliteit niet verklaart waarom walgingsgevoeligheid sterker gerelateerd is aan morele oordelen van het puurheidsdomein dan aan morele oordelen van andere domeinen.
Een tweede mogelijkheid is dat niet alleen puurheidsovertredingen gekenmerkt worden door abnormaliteit, maar dat ook items die walgingsgevoeligheid meten verschillen in abnormaliteit. Walgingsgevoelheidsitems die abnormaler zijn, zijn waarschijnlijk sterker gerelateerd aan morele oordelen van abnormale overtredingen (i.e., zoals die van het puurheidsdomein). Mijn onderzoek in Hoofdstuk 4 bevestigt dit vermoeden, maar als de meeste abnormale items uit de walgingsgevoelheidsmaten worden gehaald, is walgingsvoeligheid nog steeds sterker gerelateerd aan morele oordelen van het puurheidsdomein dan aan morele oordelen van andere domeinen. Ook abnormaliteit verklaart daarom niet waarom walgingsgevoelige individuen vooral strenger zijn betreffende puurheidsovertredingen.
Om meer inzicht te verkrijgen in walgingsgevoeligheid, onderzoek ik in Hoofdstuk 5 of mensen hoog en laag in walgingsgevoeligheid verschillen in de manier waarop ze walgingsinformatie verwerken. Door middel van eyetrackingapparatuur laat ik zien dat walgingsgevoelige individuen een sterkere neiging hebben walgelijke stimuli te vermijden dan minder walgingsgevoelige individuen. Wat interessant is, is dat dit niet alleen het geval is voor walgelijke plaatjes, maar ook voor andere negatieve plaatjes. Het is daarom mogelijk dat walgingsgevoeligheid een indicatie is voor een meer algemene verdedigingsstrategie dan eerder werd gedacht.
Een terugkerende uitdaging in de evolutionaire geschiedenis van de mens is het vermijden van mogelijk fatale ziekteverwekkers. De emotie walging wordt gedacht ons hierbij te helpen door ons te alarmeren als er een mogelijke ziekteverwekker in de buurt is. Mensen ervaren echter ook walging als er géén directe bedreiging voor ziekteverwekkers is. Walging is namelijk nauw verbonden met ons gevoel van moraliteit. Zo ervaren veel mensen walging door morele overtredingen (zoals pesten of stelen). Onderzoek laat tevens zien dat individuele verschillen in de gevoeligheid om walging te ervaren, ook wel walgingsgevoeligheid genoemd, geassocieerd worden met morele oordeelsvorming. Het lijkt erop dat walgingsgevoelige individuen strengere morele oordelen maken dan individuen die minder walgingsgevoelig zijn. Voor mijn promotieonderzoek heb ik onderzocht of dit inderdaad het geval is en wat hiervan de oorzaak zou kunnen zijn. Daarnaast heb ik geprobeerd meer inzicht te krijgen in walgingsgevoeligheid door te onderzoeken of er verschillen zijn in het verwerken van walgingsinformatie door individuen die hoog en laag scoren op walgingsgevoeligheid. Hieronder bespreek ik kort mijn bevindingen.
In de moraliteitsliteratuur worden morele oordelen vaak verdeeld in verschillende typen, ook wel morele domeinen genoemd. Zo zijn er bijvoorbeeld overtredingen van het domein ‘zorg dragen voor anderen’ (e.g., een ander uitlachen of slaan) of ‘eerlijkheid’ (e.g., twee mensen voor hetzelfde werk ongelijk betalen). Afhankelijk van de cultuur waarin iemand opgroeit en iemands persoonlijkheid wordt men gedacht meer of minder gevoelig te zijn voor overtredingen van deze domeinen. Walgingsgevoeligheid wordt gedacht bij te dragen aan een gevoeligheid voor overtredingen van de puurheid van het lichaam of de ziel. Euthanasie, homoseksualiteit, zelfmoord of abortus worden door sommige mensen bijvoorbeeld immoreel gevonden omdat ze vinden dat het de puurheid van het lichaam of de ziel aantast.
In Hoofdstuk 2 test ik daarom of walgingsgevoeligheid samenhangt met morele oordelen van alle domeinen of enkel met morele oordelen van het puurheidsdomein. In vijf studies, uitgevoerd met zowel Nederlandse als Amerikaanse participanten, vind ik dat walgingsgevoelige individuen, in vergelijking met minder walgingsgevoelige individuen, vooral strenger zijn als het gaat over morele oordelen die de puurheid van het lichaam of de ziel betreffen.
Maar wat zorgt ervoor dat walgingsgevoelige individuen deze puurheidsovertredingen immoreler vinden? Eén mogelijke verklaring is dat puurheidsovertredingen vaak direct refereren naar objecten die ziekteverwekkend zijn en dus walging oproepen (e.g., sex of de dood). Aangezien walgingsgevoelige mensen gevoeliger zijn voor deze tekenen van ziekteverwekkers zou dit de reden kunnen zijn dat ze een strenger moreel oordeel geven. Echter, in twee studies laat ik zien dat dit niet het geval is.
Daarom onderzoek ik vervolgens een andere mogelijke verklaring, namelijk dat moraliteitsonderzoek vaak gebruik maakt van nogal vreemde of abnormale puurheidsovertredingen. En dit kan de relatie tussen walgingsgevoeligheid en morele oordelen van puurheidsovertredingen op twee manieren kunnen verklaren. Een eerste mogelijkheid, die ik test in Hoofdstuk 3, is dat walgingsgevoelige individuen gevoeliger zijn voor elke vorm van afwijking van wat normaal is en daarom dus ook voor abnormale scenarios. In twee studies bevestig ik dat puurheidsovertredingen veel abnormaler zijn dan overtredingen van andere domeinen, maar mijn onderzoek laat ook zien dat deze abnormaliteit niet verklaart waarom walgingsgevoeligheid sterker gerelateerd is aan morele oordelen van het puurheidsdomein dan aan morele oordelen van andere domeinen.
Een tweede mogelijkheid is dat niet alleen puurheidsovertredingen gekenmerkt worden door abnormaliteit, maar dat ook items die walgingsgevoeligheid meten verschillen in abnormaliteit. Walgingsgevoelheidsitems die abnormaler zijn, zijn waarschijnlijk sterker gerelateerd aan morele oordelen van abnormale overtredingen (i.e., zoals die van het puurheidsdomein). Mijn onderzoek in Hoofdstuk 4 bevestigt dit vermoeden, maar als de meeste abnormale items uit de walgingsgevoelheidsmaten worden gehaald, is walgingsvoeligheid nog steeds sterker gerelateerd aan morele oordelen van het puurheidsdomein dan aan morele oordelen van andere domeinen. Ook abnormaliteit verklaart daarom niet waarom walgingsgevoelige individuen vooral strenger zijn betreffende puurheidsovertredingen.
Om meer inzicht te verkrijgen in walgingsgevoeligheid, onderzoek ik in Hoofdstuk 5 of mensen hoog en laag in walgingsgevoeligheid verschillen in de manier waarop ze walgingsinformatie verwerken. Door middel van eyetrackingapparatuur laat ik zien dat walgingsgevoelige individuen een sterkere neiging hebben walgelijke stimuli te vermijden dan minder walgingsgevoelige individuen. Wat interessant is, is dat dit niet alleen het geval is voor walgelijke plaatjes, maar ook voor andere negatieve plaatjes. Het is daarom mogelijk dat walgingsgevoeligheid een indicatie is voor een meer algemene verdedigingsstrategie dan eerder werd gedacht.
Original language | English |
---|---|
Qualification | Doctor of Philosophy |
Supervisors/Advisors |
|
Award date | 8 Jun 2018 |
Place of Publication | s.l. |
Publisher | |
Publication status | Published - 2018 |