Abstract
The two sides of homeownership: security and insecurity.
Uitbreiding eigenwoningbezit leidt tot minder solidariteit
Het kopen van een huis is een belangrijke stap in het leven van veel mensen en wordt door sommigen gezien als de beste start voor huwelijk en gezin. Uit het proefschrift van Stéfanie André blijkt dat een koophuis echter ook voor onzekerheid kan zorgen en deze onzekerheid kan sociale en politieke gevolgen hebben.
Een koophuis heeft veel voordelen ten opzichte van huren. Als koper heb je niet te maken met een huisbaas die binnen kan komen en mag je de muren in elke gewenste kleur schilderen. Nog belangrijker, door het afbetalen van de hypotheek en mogelijke prijsstijgingen bouwt de eigenaar woonvermogen op en bij een hypotheekvrij huis dalen de woonlasten aanzienlijk. Door de investeringen in het koophuis en hun belang bij een stijgende huizenprijs hebben kopers andere (politieke) voorkeuren dan huurders. Zo blijkt uit het proefschrift van André dat huiseigenaren in Europa vaker tegen het uitbreiden van de verzorgingsstaat zijn dan huurders. Vooral in landen waar het bezitten van een huis (potentieel) meer financieel gewin met zich meebrengt, zoals Nederland, is de kloof tussen kopers en huurders in opvattingen groter.
Huiseigenaren worden door politici en beleidsmakers gezien als meer zelfredzame en dus goedkopere burgers. Daarom hebben veel overheden in Europa, waaronder Nederland, bewust ingezet op het vergroten van de koopsector: door sociale huurwoningen te verkopen, liberalisering van de hypotheekmarkt en de inzet van de hypotheekrenteaftrek. Hierdoor kregen ook mensen met een lager inkomen de mogelijkheid om huiseigenaar te worden. Dit heeft politieke gevolgen. In landen waar de markt een grotere rol speelt bij eigenwoningbezit, zoals in de VS, blijkt dat een koper een grotere kans heeft om te stemmen in nationale verkiezingen dan een huurder met dezelfde kenmerken. Kopers laten dus vaker hun stem horen in verkiezingen dan huurders, vooral in landen waar het verschil in kwaliteit en zekerheid tussen een koopwoning en een huurwoning groter is.
De crisis van 2008 toonde aan dat eigenwoningbezit ook onzekerheid met zich meebrengt. De huizenprijzen daalden en in Nederland steeg het aantal mensen waarvan het huis onder water stond tot 34%. In de periode 2010-2012 werd woonbeleid, in de vorm van de hypotheekrenteaftrek, een politieke kwestie. In tegenstelling tot de verkiezingen van 2006 en 2010 was in 2012 onzekerheid voor kopers een doorslaggevende factor bij het uitbrengen van hun stem. Opvallend is dat deze onzekerheid om werd gezet in stemmen op fundamenteel verschillende partijen.
Een deel van de huishoudens met negatief woonvermogen stemde op een partij die pleit voor een groter sociaal vangnet (GroenLinks, Partij voor de Dieren en SP). Een ander deel van deze groep stemde op de VVD, die als pro-woningmarktpartij inzette op een aantrekkende woningmarkt. Dit laatste deden ook huishoudens met weinig woonvermogen, die dus het risico liepen dat hun woning onder water kwam te staan, vaker dan te stemmen op een middenpartij of een sociaal-vangnetpartij.
Een andere onzekere kant van een koophuis is dat bij (v)echtscheiding minstens één eigenaar moet verhuizen en dat vervolgens de waarde of schuld van het huis verdeeld moet worden. André heeft ruim 1700 Australische stellen gevolgd voor, tijdens en na hun scheiding. Daarbij bleek dat kopers die gingen scheiden ongelukkiger werden van hun scheiding en minder tevreden waren over hun financiële situatie dan scheidende huurders. Een koophuis maakt bij scheiding dus ongelukkiger dan een huurhuis.
Wat betekent dit voor beleid? Voor behoud van solidariteit in de samenleving is het van belang een evenwichtig woonbeleid te voeren, waarin de koopsector en de sociale en private huursector zich allen kunnen ontwikkelen. Een beleid dat doorschiet naar de koopkant creëert een grotere kloof tussen huurders en kopers in opvattingen, electorale participatie en stemgedrag én deze risico’s zijn ongelijk verdeeld over de bevolking. Ze zijn vooral groter voor kopers met een lager inkomen. We zullen ons dus meer bewust moeten zijn van de potentiële nadelen van kopen in plaats van ons enkel te richten op de voordelen.
Uitbreiding eigenwoningbezit leidt tot minder solidariteit
Het kopen van een huis is een belangrijke stap in het leven van veel mensen en wordt door sommigen gezien als de beste start voor huwelijk en gezin. Uit het proefschrift van Stéfanie André blijkt dat een koophuis echter ook voor onzekerheid kan zorgen en deze onzekerheid kan sociale en politieke gevolgen hebben.
Een koophuis heeft veel voordelen ten opzichte van huren. Als koper heb je niet te maken met een huisbaas die binnen kan komen en mag je de muren in elke gewenste kleur schilderen. Nog belangrijker, door het afbetalen van de hypotheek en mogelijke prijsstijgingen bouwt de eigenaar woonvermogen op en bij een hypotheekvrij huis dalen de woonlasten aanzienlijk. Door de investeringen in het koophuis en hun belang bij een stijgende huizenprijs hebben kopers andere (politieke) voorkeuren dan huurders. Zo blijkt uit het proefschrift van André dat huiseigenaren in Europa vaker tegen het uitbreiden van de verzorgingsstaat zijn dan huurders. Vooral in landen waar het bezitten van een huis (potentieel) meer financieel gewin met zich meebrengt, zoals Nederland, is de kloof tussen kopers en huurders in opvattingen groter.
Huiseigenaren worden door politici en beleidsmakers gezien als meer zelfredzame en dus goedkopere burgers. Daarom hebben veel overheden in Europa, waaronder Nederland, bewust ingezet op het vergroten van de koopsector: door sociale huurwoningen te verkopen, liberalisering van de hypotheekmarkt en de inzet van de hypotheekrenteaftrek. Hierdoor kregen ook mensen met een lager inkomen de mogelijkheid om huiseigenaar te worden. Dit heeft politieke gevolgen. In landen waar de markt een grotere rol speelt bij eigenwoningbezit, zoals in de VS, blijkt dat een koper een grotere kans heeft om te stemmen in nationale verkiezingen dan een huurder met dezelfde kenmerken. Kopers laten dus vaker hun stem horen in verkiezingen dan huurders, vooral in landen waar het verschil in kwaliteit en zekerheid tussen een koopwoning en een huurwoning groter is.
De crisis van 2008 toonde aan dat eigenwoningbezit ook onzekerheid met zich meebrengt. De huizenprijzen daalden en in Nederland steeg het aantal mensen waarvan het huis onder water stond tot 34%. In de periode 2010-2012 werd woonbeleid, in de vorm van de hypotheekrenteaftrek, een politieke kwestie. In tegenstelling tot de verkiezingen van 2006 en 2010 was in 2012 onzekerheid voor kopers een doorslaggevende factor bij het uitbrengen van hun stem. Opvallend is dat deze onzekerheid om werd gezet in stemmen op fundamenteel verschillende partijen.
Een deel van de huishoudens met negatief woonvermogen stemde op een partij die pleit voor een groter sociaal vangnet (GroenLinks, Partij voor de Dieren en SP). Een ander deel van deze groep stemde op de VVD, die als pro-woningmarktpartij inzette op een aantrekkende woningmarkt. Dit laatste deden ook huishoudens met weinig woonvermogen, die dus het risico liepen dat hun woning onder water kwam te staan, vaker dan te stemmen op een middenpartij of een sociaal-vangnetpartij.
Een andere onzekere kant van een koophuis is dat bij (v)echtscheiding minstens één eigenaar moet verhuizen en dat vervolgens de waarde of schuld van het huis verdeeld moet worden. André heeft ruim 1700 Australische stellen gevolgd voor, tijdens en na hun scheiding. Daarbij bleek dat kopers die gingen scheiden ongelukkiger werden van hun scheiding en minder tevreden waren over hun financiële situatie dan scheidende huurders. Een koophuis maakt bij scheiding dus ongelukkiger dan een huurhuis.
Wat betekent dit voor beleid? Voor behoud van solidariteit in de samenleving is het van belang een evenwichtig woonbeleid te voeren, waarin de koopsector en de sociale en private huursector zich allen kunnen ontwikkelen. Een beleid dat doorschiet naar de koopkant creëert een grotere kloof tussen huurders en kopers in opvattingen, electorale participatie en stemgedrag én deze risico’s zijn ongelijk verdeeld over de bevolking. Ze zijn vooral groter voor kopers met een lager inkomen. We zullen ons dus meer bewust moeten zijn van de potentiële nadelen van kopen in plaats van ons enkel te richten op de voordelen.
Original language | English |
---|---|
Qualification | Doctor of Philosophy |
Supervisors/Advisors |
|
Award date | 10 Nov 2017 |
Place of Publication | Ede |
Publisher | |
Print ISBNs | 978-94-6332-198-3 |
Publication status | Published - 2017 |