Abstract
Wetgevende en rechtsprekende macht staan in het belastingrecht tegenover elkaar. De wetgever verwijt de rechter zijn instrumentalistische wetgeving te frustreren. Het gelijkheidsbeginsel van art. 26 IVBP zou bovendien niet voor het belastingrecht zijn geschreven. De auteur weerlegt deze argumenten. In het bijzonder blijkt uit onderzoek van de rechtspraak dat er door de wetgever fouten zijn gemaakt bij het redigeren van de wettelijke regelingen. Doordat nieuwe doelstellingen en regelingen geent worden op reeds bestaande regelingen, ontbreekt de objectieve en redelijke rechtvaardiging die voor een wettelijk onderscheid noodzakelijk is.
Original language | Dutch |
---|---|
Pages (from-to) | 151-161 |
Number of pages | 11 |
Journal | RegelMaat |
Volume | 4 |
Publication status | Published - 2000 |