Abstract
De overschrijding van de wettelijk voorgeschreven termijn voor het instellen van een rechtsmiddel is – in beginsel – fataal. In de rechtspraak zijn op dit uitgangspunt in de loop der tijd wel uitzonderingen aanvaard voor gevallen waarin overschrijding van de termijn verontschuldigbaar is. Artikel 5.1.3 lid 2 van het wetsvoorstel voor een nieuw Wetboek van Strafvordering lijkt die rechtspraak te willen codificeren en houdt in dat een rechtsmiddel ondanks termijnoverschrijding ontvankelijk is “indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de desbetreffende procespartij in verzuim is geweest.” Met die terminologie wordt afgeweken van het materiële beoordelingscriterium dat in de jurisprudentie wordt gehanteerd. Deze bijdrage categoriseert en analyseert deze rechtspraak. Mede met een blik op het bestuursprocesrecht en het Duitse strafprocesrecht, wordt bezien of het voorgestelde artikel 5.1.3 lid 2 Sv aanleiding vormt om het leerstuk van verontschuldigbare termijnoverschrijding te verduidelijken en eventueel ook inhoudelijk aan te passen.
Original language | English |
---|---|
Pages (from-to) | 739-772 |
Number of pages | 34 |
Journal | Delikt en Delinkwent |
Volume | 2024 |
Issue number | 9 |
Publication status | Published - 11 Nov 2024 |