Projects per year
Abstract
De omzetting van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de doorwerking van de verdragen van Bern en Ramsar is terecht primair wettelijk geregeld in de Natuur-be-scher--mings-wet 1998 en de Flora- en faunawet. Het inzetten van ruimtelijke ordeningsinstrumentarium is echter onontbeerlijk om een goede doorwerking van de richtlijnen en verdragen in de nationale rechtsorde te bewerkstelligen. Gecon-cludeerd kan worden dat de bestaande ruimtelijke ordeningswetgeving op zichzelf genoeg mogelijkheden biedt om te voldoen aan verplichtingen die voortvloeien uit de Vogel- en Habitat-richtlijn en de verdragen van Bern en Ramsar. Omzetting in bestem-mings-plannen is juridisch acceptabel, omdat het gaat om burgers bindende regelingen, waarop boven-dien de centrale overheid grip kan uitoefenen door aanwijzingsbevoegdheden. Een en ander voldoet dus aan de eisen die het Hof van Justitie heeft gesteld aan implementatie door maat-regelen van decentrale overheden. Maar we moeten ook constateren dat de doorwerking van deze interna-tio-nale regelgeving naar bijvoorbeeld bestemmingsplannen nog erg moeizaam verloopt. Dat zou ervoor kunnen pleiten om bijv. op de daarvoor geschikte plaatsen in de WRO, expliciet te verwijzen naar het toetsings-kader van de genoemde internationale regelin-gen of, dat is uiteraard beter, naar het toetsings-kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet, op voorwaarde dat die beide wetten dan een goede omzetting vormen van de internationale regelgeving. Hetzelfde gaat op voor de Tracéwet, de Recon-struc-tiewet con-cen-tratiege-bie-den, de Wet op de waterkering, de Wet luchtvaart etc. Dit zorgt ervoor dat er een meer dwingende omzetting plaatsvindt van de ver-plich-tingen uit de richtlijnen en verdrag. Deze expliciete verwijzingen in de ruimtelijk relevante regelgeving leidt er immers toe dat buiten twijfel is dat er ook nog op grond van het (Europese en internationale) natuurbeschermingsrecht eisen gesteld worden aan de ruimtelijke besluitvorming. Bij een eenzij-dige wettelijke regeling, d.w.z. alleen in de Natuurbeschermingswet 1998 of -erger nog- in een amvb op grond van deze wet, is niet voldoende verzekerd dat de betrokken belangen daad-wer-ke-lijk zullen worden meegenomen in de besluitvorming (mensen zijn geneigd om alleen in "hun" wet te kijken), en ook zouden er problemen met het specialiteitsbeginsel kunnen ontstaan als slechts in algemene zin in of bij de Natuurbeschermingswet zou worden bepaald dat bij alle besluiten waarbij er sprake is van mogelijk significante effecten 'plotseling' het toetsingskader uit die wet actief zou worden. Zo kunnen problemen voorkomen worden, die samenhangen met het feit dat vergeten wordt bij bepaalde ruimtelijk relevante besluiten te toetsen aan de richtlijn.
Original language | Dutch |
---|---|
Title of host publication | Europees en internationaal natuurbeschermingsrecht in Nederland, Een nadere bestudering van de gevolgen van de Vogel- en Habitatrichtlijn en het Verdrag van Bern in Nederland |
Editors | C.J. Bastmeijer, A.F.F. Goedhart, J.E. Hoitink, H.J.P. Knot, E.R. Osieck, J.M. Verschuuren, K. van der Zwiep |
Place of Publication | Den Haag |
Publisher | Boom Juridische Uitgevers |
Pages | 64-78 |
Number of pages | 15 |
ISBN (Print) | 9054540923 |
Publication status | Published - 2001 |
Publication series
Name | VMR |
---|---|
Number | 2001-1 |
Projects
- 1 Finished
-
Integraliteit en specialiteit: toedeling en begrenzing bevoegdheden door wetgever
Gilhuis, P. C. (Researcher), Verschuuren, J. (Researcher), van Gestel, R. (Researcher) & Vlemminx, F. (Researcher)
1/01/00 → 31/12/04
Project: Research project